Een Kandelaar van louter goud
Uit 'A Witness and a Testimony', vol. 27 nr. 6, 1949 en vol. 28 nrs. 1 en 2, 1950 ZIJN FUNCTIE Schriftgedeelten: Exodus 25:31-40; 37:17. Zacharia 4:1-7. “Gij zult een kandelaar van louter goud maken” (Ex. 25:31). Het gaat ons om de kandelaar van louter goud, maar ook om de woorden: “Gij zult maken …” Wat God wil zien is een kandelaar van louter goud, maar er ligt een uitdaging voor ons om die te maken, hem voort te brengen, zodat hij werkelijk te zien is. We willen nu drie aspecten van die kandelaar nader gaan bezien: de functie, het wezen en de vorm. De functie De functie van een kandelaar is dat hij licht geeft. Het is geen ornament, geen mooi voorwerp om naar te kijken, geen mystiek symbool, fascinerend en intrigerend. Nee, hij moet licht geven! Daarvoor dient hij. Naar Gods gedachte en bedoeling begint en eindigt de functie daarmee. In het begin van het boek Openbaring, als de apostel het gezicht wil opschrijven, zegt hij: “En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon” (Op. 1:12-13). En naarmate de Heer verder sprak tot en door Zijn dienstknecht, bleek het dat voor iedere gemeente alles draaide om dit ene punt: de functie van de kandelaar. Er worden vele dingen gezegd, maar het meest wezenlijke daarvan was wat Hij zei over het licht. De Heer sprak heel duidelijk dat het voortbestaan van de gemeenten alleen gerechtvaardigd was op grond van de functie van de kandelaar. “Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen.” Wanneer? Zodra het slechts een kandelaar wordt, en geen lichtdrager; als het slechts een ding zonder betekenis is geworden; als het instrument bestaat zonder zijn functie. Als de situatie zó wordt, is het beter de kandelaar weg te nemen. De Heer zei dat Hij dat zou doen. De functie van de kandelaar – en de gemeente is geroepen een kandelaar te zijn – is dat hij licht geeft; dat is alles. Waarachtig licht is een krachtige invloed We willen nog enkele dingen over dit licht zeggen. In de eerste plaats oefent dit licht, waartoe Gods volk geschapen en geformeerd is, een krachtige invloed uit. Waarachtig licht heeft een uitwerking. Alles wat in strijd is met dat licht kan niet blijven bestaan, maar moet wijken. Dat is het bewijs dat het goddelijk licht is. We kennen allemaal iets van die invloed van licht. Wanneer we plotseling uit het duister in de volle zon komen, kunnen we het licht niet verdragen; we doen de handen voor de ogen, want het licht is te fel. Wanneer we licht laten schijnen op een donkere plaats, waar insecten of andere dieren zijn die tot de duisternis behoren en niet tot het licht, gaan ze er snel vandoor. Het licht heeft een uitwerking. Het licht van Gods heiligheid We willen nu een ogenblik stilstaan bij de vraag wat de kandelaar belicht. Wat is het dat in het licht gesteld moet worden? Hij laat niet alleen bepaalde dingen zien, maar hij toont ze zo, dat het een krachtige uitwerking heeft. Een van de dingen die de gouden kandelaar belicht is de eeuwige heiligheid van God, en wel zoals deze wordt geopenbaard in het midden der gemeente, in de persoon van de Zoon des mensen. We lezen in de beschrijving van de Zoon des mensen temidden van de kandelaren: “En zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw.” Als u het boek Daniël opslaat, vindt u dat deze beschrijving gegeven wordt van Degene die “De Oude van dagen” genoemd wordt: “… en zijn hoofdhaar blank als wol” (Dan. 7:9). Voor zover ik dit versta, symboliseren het hoofd en de haren als witte wol tijdloosheid, alle tijd samengevat, en volkomen heiligheid, volkomen reinheid. Als je beseft dat in het oordeel alles voor deze “Mensenzoon”, deze “Oude van dagen”, deze “Vader der eeuwigheid” gebracht wordt, begrijp je dat dit betekent dat alle dingen in de eerste plaats beoordeeld worden op grond van Zijn eeuwige heiligheid. De kandelaar brengt dit getuigenis aan het licht, met een geweldige uitwerking. Het licht van de sterke liefde Gods Vervolgens is het licht van de kandelaar het licht van de sterke liefde van God. Er staat ook geschreven van deze Mensenzoon, dat Hij aan de borsten omgord is met een gouden gordel. Opnieuw symboliek: een gordel spreekt van kracht, kracht tot handelen; de borsten van genegenheid, de zetel der liefde. Hij was aangegord met een machtige kracht van goddelijke liefde, temidden der kandelaren. Zo moet ook de kandelaar, het getuigenis, een uitwerking van dat licht zijn, van de sterkte van goddelijke liefde. Op dit punt moeten wij allen ons falen belijden en neervallen voor de Here. We hebben zoveel waarheid, zoveel onderricht, zoveel kennis, zoveel geestelijke informatie, maar wat zien de mensen in ons van de uitwerking van die liefde? Deze sterke liefde van God is een van die dingen die satan niet kan vatten. Hebt u misschien een verlangen naar vernieuwing op dit punt? Wat voor zin heeft het om door te gaan, wat voor zin heeft het een kandelaar te hebben? Er is geen plaats voor sierkandelaren. De functie rechtvaardigt de kandelaar, en dit is zijn rechtvaardiging: het licht van de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus, uitgedrukt in de sterke liefde van God, de aangording met goddelijke liefde. Het licht van de kracht van goddelijke gerechtigheid Tenslotte is de kandelaar het licht van de kracht van goddelijke gerechtigheid. Er staat geschreven van de Mensenzoon temidden van de kandelaren, dat “zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt.” Koper is altijd een symbool van kracht, maar het is ook het symbool van gerechtigheid. En aangezien het Zijn voeten zijn die gelijk koperbrons zijn, spreekt dit van Zijn wandel, Zijn wegen, Zijn voetstappen in gerechtigheid, absolute gerechtigheid. Het spreekt van onze activiteiten, de rechtvaardige daden der heiligen, van onze wegen. Voor zover ik het kan zien in de Schriften staat gerechtigheid in de bijbel altijd tegenover de duistere werken van satan. Ongerechtigheid gaat in het Woord van God te allen tijde op de een of andere wijze samen met satan. Het allesomvattende doel van satan is God te beroven van Zijn rechten; en dat is ongerechtigheid in zijn wortel en aard: de rechten van iemand anders wegnemen. En hoewel dit wegnemen van rechten gebeurt tussen mensen onderling, gaat het in wezen om Gods rechten. Als u uw broeder van zijn rechten berooft, berooft u God. Gerechtigheid is dus het tegenovergestelde van ieder werk van satan waarin hij God berooft van wat Hem toekomt. Heel vaak moeten we dat wat wij onze rechten noemen opofferen, zodat de Heer de eer ontvangt. Maar al te vaak wanneer wij op onze rechten staan, gaat het om onze eer en onze rechtvaardiging, niet om die van de Heer. Soms moeten we datgene opgeven waarvan wij denken dat het onze rechten zijn, om de Heer de gelegenheid te geven zich te verheerlijken. ZIJN KARAKTER EN VORM Nadat we iets over de functie gezegd hebben, willen we nu iets van het wezen, het karakter van de kandelaar zien. Geheel uit God Het karakter van de kandelaar is, zoals er staat, “louter goud”. Telkens wanneer de kandelaar van het getuigenis in de bijbel ter sprake komt, wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat hij van goud is (Ex. 25, Zach. 4, Op. 1). We weten waarschijnlijk allemaal dat goud in het Woord van God het symbool is van dat wat uit God is. De kandelaar is uit God, de mens heeft er geen plaats. Dus het wezen van de kandelaar spreekt van God. Het resultaat van lijden Maar het is goud dat gelouterd is in het vuur. Ja, het is wel uit God, maar zodra het in verband gebracht wordt met ons, als het in verband met de gemeente gebruikt wordt, zien we deze extra factor: het goud is het resultaat van de vuurgloed der beproeving; dat wat uit God is, wordt geboren uit lijden en moeite. Lijden noodzakelijk voor een levend getuigenis We kunnen het Nieuwe Testament van drie kanten bekijken. In de eerste plaats vanuit het standpunt van de grote dienaren des Heren, die zo’n geweldige verantwoordelijkheid hadden. Zij waren de pioniers, zij legden de fundamenten van het evangelie voor deze hele bedeling. Wat een werk hebben zij verricht. De Here wilde toch dat het evangelie overal verkondigd zou worden? Hij wilde toch dat er gemeenten ontstonden? Ja, dat staat vast. Zie hoe volkomen over¬gegeven deze mannen waren, ze lieten niets toe wat Hem aanstoot zou kunnen geven. Ze goten hun leven uit voor God. Toch spreken ze over satan die hen belet (1 Thes. 2:18) en over dodelijk ziek zijn. “Epaphroditus … is ziek geweest, de dood nabij, maar God heeft zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben” (Fil. 2:26 en 27). Gods dienaren werden in de gevangenis geworpen en op het ziekbed, en ze hadden alle mogelijke tegenslag. Het leek erop dat wat God wilde op alle mogelijke manieren verhinderd, beperkt en gefrustreerd werd. Is dat niet met elkaar in tegenspraak? Er moet ergens iets fout zijn. Nee! Deze mannen ontkwamen niet aan het lijden. Het was nodig. De Here wil niet zozeer een werk als wel een getuigenis Wat betekent dit allemaal? Het betekent dat het de Heer in de eerste plaats gaat om een getuigenis, niet om een werk. Dat moeten we heel duidelijk gaan zien. Als we dingen gaan zien in het licht van “een werk”, komt er veel verwarring. Mensen geven hun baan op om in “het werk des Heren” te gaan. Maar het gaat de Heer niet in de eerste plaats om het werk. Ik zeg niet dat u geen werk hoeft te doen voor de Heer, maar dat is niet waar het de Heer om begonnen is. Het gaat Hem om een getuigenis, een licht, een levende vlam. Zoals gezegd is het getuigenis meer dan een systeem van waarheid en onderricht. Wees niet te snel met het spreken over allerlei termen, ideeën en waarheden. “Heb je deze waarheid al gezien?” “Heb je die waarheid al gehoord?” Maar zie er veeleer op toe dat er zichtbaar leven van u uitgaat, voordat u iets zegt. Dan zullen de mensen zien dat u iets hebt voordat u spreekt. “U heb iets wat ik nodig heb.” Dat is het getuigenis. Zoiets wordt slechts geboren uit lijden. Datgene waaraan de heilige Geest zich verbindt Aan dit getuigenis, dat tot stand gekomen is in het vuur, verbindt de heilige Geest zich. In Zacharia 4 beschrijft de profeet wat hij had gezien: de kandelaar geheel van goud, de olijfbomen en de olie die uitvloeit van de olijfbomen naar de kandelaar, waardoor de vlam blijft branden. Merk op wat hij daarna zegt: “Dit is het woord des Heren … : niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest.” Waaraan verbindt de heilige Geest zich? Laten we ons eerst afvragen wat we eigenlijk kunnen doen zonder de heilige Geest. Wat is de zin van iets buiten Hem om? Iedere christen zal ermee instemmen dat we het beter kunnen opgeven, tenzij de heilige Geest met ons is. We zijn volslagen afhankelijk van Hem; zonder Hem is er niets. Hoe belangrijk is daarom deze vraag: wat is het, waaraan de Geest zich verbindt? Het antwoord luidt: aan een kandelaar zoals deze; aan iets dat geboren is uit het vuur, uit de oven; aan iets dat met hamerslagen geplet en gesmeed is. Ja, met hamerslagen, maar niet van Gods hand. Vergis u niet op dit punt! Gods hand slaat u niet. Dat beweert satan wel, maar ondertussen doet hij het zelf. Er is slechts één bijbelgedeelte waarin we lezen dat God Zijn kind slaat, en dat is Jesaja 53, en de geslagene is Zijn eigen Zoon. We lezen: “Wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte.” Maar dat heeft te maken met het werk van de verzoening. God slaat u en mij niet op die wijze. Dr. Pierson illustreerde het als volgt. Hij had een smid en zijn knecht aan het werk gezien. Het ijzer, zo uit het vuur, lag op het aambeeld, nog witgloeiend. De smid zelf had een kleine hamer, maar zijn knecht had een heel grote moker. De smid raakte maar amper het ijzer aan met zijn hamer en dan gaf de knecht een geweldige klap op diezelfde plaats. De smid gaf weer een tikje op een andere plaats, en daar kwam opnieuw de grote hamer met een zware slag. Een jongetje stond erbij te kijken en zei: “Wat gek! Waarom heeft de smid zo’n klein hamertje?” Dr. Pierson zei: “Beste jongen, hij wijst alleen maar de plaats aan waar de klap gegeven moet worden, en hij laat de ander de klap geven.” Dr. Pierson zegt dat het dikwijls zo is. De Heer ziet iets dat aangepakt, recht gemaakt moet worden. Hij geeft slechts de plaats aan en de duivel doet de rest. Zo laat de Heer de duivel Zijn werk doen, om de heiligen te volmaken. Het schijnt in principe waar te zijn. Laat de vijand u niet wijs maken dat het de Heer is die u al die slagen toebrengt. Het is de duivel die het doet en de Heer laat hem begaan en gebruikt hem. Het feit is dat God een gesmeed werk verlangt, dat is een geslagen werkstuk. Het komt ten eerste tot stand door het vuur en daarna ook door menige slag. Zo krijgt God iets meer in ons leven, of andersom, zo wordt er iets uit de weg genomen in ons leven. Wie niet deze weg is gegaan, is slechts een kandelaar zonder vlam, een ornament. Er zijn veel mooie ornamentale kandelaren, maar daar heb je niets aan. De heilige Geest verbindt zich aan dat wat door het vuur gegaan is. De vorm van de kandelaar – verscheidenheid in eenheid We willen nu naar ons derde punt kijken: de vorm van de kandelaar. We vinden de volledige beschrijving daarvan in Exodus 25. Samengevat komt het hier op neer: de vorm is samengesteld, meervoudig, gezamenlijk (Engels: corporate). Het is een verscheidenheid gevat in een eenheid. Er zijn zes armen aan de centrale schacht. In Openbaring is het beeld enigszins anders, maar het principe blijft gelijk. Daar lezen we van zeven gouden kandelaren, maar er is Iemand als eens mensen zoon temidden daarvan, die ze alle in Zijn hand heeft. Hij maakt ze één door Zijn eigen Persoon. Het is de eenheid van de ene goddelijke Mens, en toch meervoudig; velen, maar Eén. Mijn gedachte is dat God Zijn getuigenis verkrijgt in volheid, niet in onafhankelijke opzichzelfstaande individuen of groepen, maar in iets dat tot een eenheid gesmeed is door Zijn vuur. O, als God daadwerkelijk Zijn kinderen door lijden heen aan elkaar smeedt, ontstaat er iets wat zeer kostbaar is voor Hem. Als we samen door het vuur zijn gegaan, als we door de jaren heen samen door lijden en verdriet gaan, en God heeft ons daardoor één kunnen maken – niet de eenheid van een uiterlijke ordening, een uiterlijke overeenkomst – en in het lijden heeft de satan ons niet kunnen verwarren en verdelen, dàn is er iets tot stand gekomen wat zeer kostbaar is. U weet misschien dat satan altijd probeert ons in het lijden te verdelen. Als u in lijden komt is uw eerste neiging uzelf af te zonderen, of iemand anders de schuld te geven. Dat is het werk van satan. Wanneer God twee of meer mensen in Zijn vuurgloed brengt, is het Zijn bedoeling ons te bevrijden van die persoonlijke elementen die ons van elkaar verwijderd houden, ons verdelen en die scheiding brengen en ons tegen elkaar opzetten, en ons dan samen te brengen. Als u nooit samen door lijden heen gegaan bent weet u niet wat ware eenheid is. Zij die samen door het leven zijn gegaan in beproeving en tegenslag, komen tot een rijpheid die zeer kostbaar is. Eenheid door lijden Zo’n eenheid is er tussen het Lam en de bruid, en behoort er ook te zijn tussen de leden van Zijn lichaam onderling. Deze kan alleen tot stand komen door lijden heen. Daarom staat God toe dat een gemeente lijdt. Een gemeente gaat samen door een beproeving heen; ze komt eruit tevoorschijn als een innerlijke eenheid, die iets van God tot uitdrukking brengt. Dit kun je niet uitleggen, behalve vanuit Gods standpunt. Het is iets dat zeer kostbaar is voor God. Daarom is het zo veelbetekenend dat het eerste dat over de Zoon des mensen gezegd wordt wanneer Hij wordt voorgesteld temidden van de gouden kandelaren, is dat Hij bekleed is met een tot de voeten reikend gewaad. Voordat de details genoemd worden zie je het geheel, een gewaad van hoofd tot voeten, dat al Zijn leden omhult, dat Hem compleet maakt, één Persoon, de Zoon des mensen. ZIJN GETUIGENIS Exodus 25:31-40; Zacharia 4:1-7 We willen in het kort iets zeggen over deze twee schriftplaatsen, waarin we iets lezen over de gouden kandelaar. In Exodus zien we het begin; de Heer richt Zijn getuigenis op, voor de eerste keer. In Zacharia gaat het zoals in alle profetische bediening om herstel, daar het getuigenis min of meer verloren is gegaan. De gouden kandelaar is Gods oorspronkelijke en volledige gedachte. Wanneer de volheid van Zijn gedachte verlies geleden heeft temidden van Zijn volk en temidden van de volkeren, moet er herstel volgen. De Heer grijpt altijd terug naar het oorspronkelijke, naar de basis. Dat wil Hij terugbrengen. Hij is er nooit mee tevreden door te gaan met iets minder dan die oorspronkelijk geopenbaarde gedachte van Hem. Door de jaren heen hebben wij beseft dat de Heer Zijn hand op ons gelegd had in verband met deze gedachte van herstel. Zo is deze bediening ontstaan, om op praktische wijze te laten zien wat Gods gedachte is betreffende een getuigenis hier op aarde. Zo bepaalde de Heer ons vanaf het begin bij deze “kandelaar van louter goud”. Hoe Christus is a) Geheel van God b) Allesomvattend; voldoening voor hemel en aarde Christus: meer dan een leer Wat bedoelen we met het getuigenis? Is het Christus in Zijn volheid, die we op die wijze kennen? U zegt misschien: “Natuurlijk, het gaat toch om Christus in het christendom. Daar zijn we het toch allen over eens? Alleen Christus heeft het antwoord op iedere nood.” Ja, dat is allemaal waar wat u zegt, maar zijn het vaak niet slechts woorden, rechtzinnige terminologie? Hoeveel is er in het christendom buiten Christus? O ja, we willen best belijden dat Christus alles is, maar we kennen ons eigen hart niet. De Heer hoeft maar Zijn vinger te leggen bij iets wat ons heel dierbaar is, en de strijd barst los. Dan is het niet zo gemakkelijk om te zeggen: “Christus betekent meer voor mij dan dàt.” Het is geen dogmatisch punt, het is heel praktisch en persoonlijk. En niet alleen persoonlijk: er is zoveel in het christendom wat niet van Christus is, wat buiten Hem om gaat. Alleen het vuur van God kan ontdekken wat er buiten Christus om in ons persoonlijk leven en in het christendom nog aanwezig is. Kijk naar het christendom zoals wij het vandaag in deze wereld kennen! Moeten we helaas niet toegeven dat er veel is dat christendom genoemd wordt, maar dat niet van Christus is? Er is zoveel toegevoegd. Er wordt geen scheiding gemaakt tussen het zuivere goud en zijn onzuiverheden. Het is een zuiver gouden getuigenis, gesmeed in het vuur, waar God naar verlangt. Slechts Zijn ogen zien wat door het vuur moet gaan. Er is een verschil tussen het algemeen, zogenaamd christelijk getuigenis aangaande de Here Jezus, en het werkelijke, geestelijke getuigenis, zeer veel verschil. Ik weet niet of we in dit leven ooit zover zullen komen dat alles zo volkomen Christus is, dat er niets anders meer is. Maar God werkt hier wel naartoe. Alles van God, alles geestelijk, niets vleselijk, alles hemels, niets aards. Wat we voor ogen hebben is niet een beweging, een zending, een werk, een secte, een “gemeenschap” als groep, iets hier op aarde. Het is iets dat achter de mensen ligt die er uitdrukking aan geven, iets wat je moeilijk aan kunt wijzen, maar dat wel zeer wezenlijk is. Deze kandelaar is meer dan een voorwerp, hij is geestelijk en hemels van aard. Met andere woorden, je ziet het voorwerp niet, je ziet de Heer. U bent niet onder de indruk van het ding, van de organisatie, het groepje mensen of de plaats of iets dergelijks, u ontmoet alleen de Heer. “De Here is daar.” Dat is het getuigenis van Jezus. Begeert u dat niet voor uzelf persoonlijk? Als de mensen van ons konden zeggen dat de tegenwoordigheid van de Heer bij ons ervaren werd, dat er iets van de geur van Christus geroken werd toen ze ons ontmoetten, is dat niet het allergrootste dat ze konden zeggen? Is dat niet het antwoord op de diepste verlangens van ons hart? Als door ons samenkomen als kinderen Gods, mensen die in aanraking met ons komen gaan zeggen: “Het zijn niet de mensen, niet wat ze zeggen, niet hun leer, maar op de een of andere wijze ontmoet je daar de Heer Zelf”, is dat niet het grootste dat er gezegd kan worden? Wil de Heer dit kunnen doen, dan is het noodzakelijk dat het vuur een diepgaand werk doet. Dat is de kandelaar van louter goud. Het is de Here Jezus. De Heer geve ons genade om ons hart erop te zetten dat het zo zal zijn, dat onze aanwezigheid hier Zijn aanwezigheid betekent. DE GEMEENTE ALS HET INSTRUMENT VAN HET GETUIGENIS Nadat we onze aandacht gericht hebben op Christus en Zijn volheid, komen we nu tot het instrument dat God uitverkoren heeft om de belichaming te zijn van het getuigenis van de Here Jezus, de gemeente, als het instrument van het getuigenis in deze bedeling. Uiteraard is wat er gezegd is aangaande de volheid van Christus hier ook van toepassing. De gemeente volgt dezelfde lijn als de Here Jezus. Hij zei tot Zijn discipelen, de kiem van Zijn gemeente: “Volg Mij.” O, wat een inhoud! En de geestelijke geschiedenis van de gemeente als het voorwerp van Zijn getuigenis is in die diepe zin een volgen van Christus. Zij volgt Hem in de geestelijke betekenis van iedere stap en ieder stadium van Zijn leven hier op aarde. Geboren uit de heilige Geest In de eerste plaats werd Hij geboren uit de heilige Geest. Ieder instrument voor het getuigenis van Jezus, in de zin zoals we er hier over spreken en zoals God het belichaamt in het symbool van een kandelaar van goud, moet geboren worden, en wel geboren uit God de heilige Geest. Het is niet iets wat u kunt maken en in elkaar zetten; het is niet iets wat u kunt organiseren en arrangeren; het is niet iets wat mensen besluiten te maken: “Wij willen iets vormen, we willen iets oprichten voor de dienst van de Heer.” Zo gaat het helemaal niet. Het moet geboren worden, en wel zoals Hij geboren is, uit de heilige Geest. Het moet regelrecht van God komen. Als u de geboorte van de Here Jezus op één lijn stelt met alle andere geboorten, en het bovennatuurlijke element eruit weg haalt, dan vernietigt u Gods gedachte aangaande het hemelse getuigenis. Als u zelf iets maakt wat erop lijkt, is er geen garantie dat de hemelse vlam erin brandt. Dit moet geboren worden. U kunt dat niet namaken. Dit heeft verstrekkende gevolgen. Meer dan we nu kunnen zeggen. Maar onthoud dat voor elk werk van God geldt, dat u het origineel nooit kunt dupliceren of vermenigvuldigen. Het origineel is van God, niet van de mens. En alles wat van God is moet op deze wijze geboren worden: niet uit de mens, niet uit de wil des vlezes, maar uit God. Het is slechts de eerste stap, maar het is zeer radicaal. U kunt nooit zeggen: “Wat we daar gezien hebben, willen we in onze plaats ook hebben.” Denk niet dat u ooit iets kunt namaken of herhalen, waarvan u denkt dat het goed is. Als God het niet doet zal het uw hart breken als u het toch probeert te doen. Volmaaktheid door beproefdheid Daarna, als het geboren is, moet het beproefd worden, zoals Hij beproefd werd, om tot volmaaktheid te komen. Dat laat in het geval van de Here Jezus geen enkele plaats voor de zonde. Het feit dat de Schrift duidelijk zegt dat Hij door lijden heen volmaakt werd (Hebr. 2:10), en dat “Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden” (Hebr. 5:8), betekent niet dat er enige zonde was in Zijn natuur. Het betekent alleen dat Hij waarachtig mens werd en door alles heen moest gaan waar wij ook doorheen moeten. Hij werd beproefd op het punt van de wil. “Uw wil, niet Mijn wil.” De hel en alle duivelse sluwheid heeft op alle mogelijke wijzen geprobeerd Hem aan te vallen op het punt van de wil, om Hem zo mogelijk één haarbreedte van de wil van de Vader af te doen wijken. Door allerlei verlokkingen, door omkoperij, door aangeboden beloningen, door ernstige moeilijkheden, door afschuwelijke aanvallen, door verraad poogde de vijand Hem te verleiden! Maar Zijn wil bleef trouw aan de Vader. Op die grond werd Hij beproefd, en wij worden op precies dezelfde wijze beproefd. De gemeente moet ook door beproevingen volmaakt worden. De volmaaktheid was in Zijn geval eenvoudig dit, dat Zijn standvastigheid volkomen werd, en dat Hij trouw was tot het einde, zonder ooit in het minst daarvan af te wijken. De bekrachtiging van God Na de beproeving komt de bekrachtiging. Ik geloof dat de doop van de Here Jezus een uitdrukking was van Zijn volkomen overgave aan de wil van God. Die doop was een voorafschaduwing van het kruis – dood, begrafenis en opstanding – onmiddellijk gevolgd door de bekrachtiging van God: “Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.” Dit vatte Zijn hele leven samen, vanaf het moment van Zijn toewijding tot aan het moment van Zijn dood. Daarom was de bekrachtiging van God vanuit de hemel op grond daarvan, dat Hij Zichzelf volledig aan de wil van de Vader had overgegeven, tot de dood toe. Ja, Hij was volkomen dood wat betreft Zijn eigen wil. Dat is een andere wil, een onafhankelijke wil, los van God. Het punt is dat God de aandacht vestigde op iets dat volledig van Hemzelf was. God vestigt nooit de aandacht op de mens als zodanig, en ook niet op onze werken als zodanig, ook al zijn ze voor Hem. God vestigt de aandacht op datgene wat geheel van Hemzelf is, en zo kon Hij aldoor de aandacht vestigen op Zijn Zoon, en zeggen: “Zie, kijk!” Zo zal het ook moeten zijn met het instrument dat het getuigenis van Jezus heeft, hetzij individueel of gezamenlijk (Engels: corporate). God zoekt te allen tijde zo te werken in dat instrument, dat Hij kan zeggen: “Daar ben Ik; zo wilde Ik het hebben. Kijk eens hier, en je zult Mij vinden.” Dan wordt niet iets of iemand verheerlijkt, maar de aandacht wordt gevestigd op wat van Hemzelf is. Als de Heer zal toevoegen tot de gemeente, dan kunt u er zeker van zijn dat Hij niet iets gaat opbouwen dat niet van Hemzelf is, waarin Hij niet ten volle aanwezig is. Het was in de tijd dat de gemeente vol was van de heilige Geest en Christus in het midden regeerde, dat de Here dagelijks toevoegde. Het is het geheim van groei, het is het geheim van opwekking, dat God iets heeft waarin Zijn Zoon in zo’n mate aanwezig is dat Hij kan zeggen: “Daar ga Ik mee door, daar kan Ik Mijn zegel op drukken, daar kan Ik zielen toevoegen, daar kan Ik bouwen.” Dat is Gods bekrachtiging die op de beproeving volgt. Een tegenstelling met de wereld Dat is heel eenvoudig, maar zo ligt het. Dit voorwerp, dit instrument, deze kandelaar moet daar staan als in regelrechte tegenspraak met alles wat niet uit God is, wat lijnrecht tegenover God staat. Dat betekent een regelrechte tegenstelling met de wereld. Wat bedoelen we met de wereld? Ik denk dat we de wereld, zoals er in de Schrift over gesproken wordt, in twee woorden kunnen samenvatten: winstbejag en zelfverheerlijking. Dat is een verheerlijking die niet van God komt. Is het niet zo dat de geest van deze wereld uit is op winst? Hoe kun je anders de dingen om je heen verklaren of interpreteren? Het is je reinste winstbejag. Hebben – of het nu om grond gaat of om rijkdom of kennis of wat dan ook – het gaat altijd om het hebben, bezitten, voordeel eruit slaan en zo zelf heerlijkheid behalen. Het is heel subtiel, maar het werkt in ons allen. Ja, het zit in ons eigen hart: er voldoening in vinden om een zekere positie te bereiken; tevreden zijn over jezelf omdat je een belangrijke plaats inneemt, invloed uitoefent, een machtspositie bekleedt. Dat is de geest van deze wereld, en dat gaat dwars tegen God in. Christus had een totaal andere geest. En Zijn gemeente, deze kandelaar, dit getuigenis, moet de belichaming zijn van de tegenspraak tegen de wereldgeest en zijn principes. Niet krijgen, maar geven, niet zelf geëerd willen worden, maar verlangen dat Hij in alles verheerlijkt wordt. De Here Jezus zocht niet Zijn eigen eer, maar de eer van Hem die Hem gezonden had. Hij zei: “Ik zoek niet Mijn eer” (Joh. 8:50) en als we het lezen in zijn verband, zien we dat het terugsloeg op de religieuze leiders die om Hem heen stonden, die eer zochten door bezit, positie enzovoort. Nee, deze kandelaar is volkomen in strijd hiermee; het spreekt van een andere geest en een ander principe. Een tegenstelling met de werken van de satan Het spreekt alle werken van satan tegen. We kunnen de werken van de satan in één woord samenvatten: zelfzucht. Ga de geschiedenis van de satan in de Schriften maar na. Reeds in het begin werd hij de tegenstander van God, door iets voor zichzelf te zoeken. De tragedie van de zondeval was dat hij Adam doordrenkte met deze zelfde geest van zelfzucht. “Gij zult … zijn” (Gen. 3:5). De mens wordt met zelfzucht en egoïsme geboren. Je ziet het al in het jongste kind. Hoe graag wil een kind niet in het middelpunt van de belangstelling staan. Die geest hebben wij allemaal. Er kan geen waarachtig getuigenis van Jezus zijn als alles draait om een mens, of om een groep mensen, of om iets op zichzelf. O, wat heeft de satan dat wat anders zo kostbaar voor God geweest zou zijn, bedorven door een mens het middelpunt te maken van alles, door alles om die ene mens te laten draaien. Of door iets zo belangrijk te maken dat de aandacht op heel subtiele wijze van de Heer afgetrokken werd. De mensen worden zo gemakkelijk in beslag genomen door iets, door het werk of een instrument waardoor God wil werken. Het getuigenis voor het werk Is het niet maar al te waar, helaas, dat het werk des Heren dikwijls gehinderd of verknoeid wordt door de werkers zelf? Het is ontzettend dit te moeten zeggen, maar het is waar. De problemen hebben niet zozeer op het werk betrekking als wel op de werkers. Ze kunnen niet met elkaar opschieten, ze kunnen niet samen leven. Soms moeten ze van het ene zendingsveld naar het andere overgeplaatst worden, omdat hun karakters onverenigbaar zijn. Hoe komt dat? U zegt natuurlijk dat dat komt doordat het kruis zijn werk niet in hen heeft kunnen doen. Dat is volkomen waar, maar kan het ook niet zijn dat het komt doordat het werk voorgaat vóór het getuigenis, of zelfs dat het in de plaats van het getuigenis komt? Ze zijn uitgegaan om het werk, niet om het getuigenis. Veronderstel dat ze tot bezinning zouden komen en samen zouden gaan bidden en zeggen: “Kijk, dit is geen getuigenis, dit is in tegenspraak met het getuigenis van Jezus. Waarvoor zijn we hier? Zijn we hiernaartoe gekomen en hebben we alles prijsgegeven alleen maar om wat werk te doen, zonder een getuigenis te hebben voor de Heer? Terwijl we hier bezig zijn van alles te doen, gaan we daarmee regelrecht tegen de Heer Zelf in.” Ik denk dat ze dan òf hun boeltje zouden pakken en naar huis gaan, òf de hele zaak oplossen door te zeggen: “Het getuigenis gaat vóór het werk, want het werk moet voortkomen uit het getuigenis; het mag niet op zichzelf staan. We moeten een grond vinden om sa¬men door te gaan, zó dat God verheerlijkt wordt.” Waarom zijn wij christenen hier op aarde? Zijn we hier om een werk te doen of om een getuigenis te zijn? Zovelen zeggen wel dat het getuigenis des Heren hen ter harte gaat, maar ze zijn verschrikkelijk moeilijk om mee om te gaan. Je komt voortdurend zulke gevallen tegen. Hoe verdrietig is dit. HET KRUIS MET BETREKKING TOT HET GETUIGENIS We hebben in een vorig hoofdstuk gezegd dat er voornamelijk drie aspecten van het getuigenis zijn, uitgedrukt in de kandelaar. Het eerste was de volheid van Christus, het tweede de gemeente als Gods instrument van het getuigenis. We komen nu bij het derde aspect: de noodzaak van het kruis als basis voor al het andere. De kandelaar gegrondvest op het kruis Deze gehele kandelaar werd gegrondvest op het principe van de dood en opstanding van Christus. Dit is een indrukwekkend feit. Hoe duidelijk blijkt dat uit de kandelaar zelf! Als u de echte kandelaar zou zien, zoals hij gemaakt was volgens de goddelijke voorschriften, en dan uw ogen zou sluiten en uw hand op het voetstuk van de schacht zou leggen, van waaruit de armen naar weerskanten gaan, en als u dan uw hand vanaf de voet omhoog zou bewegen, zou u op een bepaald punt bij een knop komen en uw hand zou niet verder kunnen. Er is iets wat u tegenhoudt. Er is iets wat ons in de weg staat, waardoor we niet verder kunnen, iets wat ons uitdaagt. Als u dan de hand over de knop laat gaan voelt u nog iets anders. Wat is dat? Uw hand voelt er omheen. O, het is de vorm van een bloem met zijn blaadjes wijd open. En als u dat opgemerkt hebt, ontdekt u dat die bloem eigenlijk een kelk is, een vat, een reservoir. Daarna gaat uw hand weer verder. Even later vindt u weer hetzelfde: een knop, een bloem, een kelk. Als uw hand verder omhoog gaat komt u dit opnieuw tegen, in totaal niet min¬der dan vier keer. Vier keer wordt u tegengehouden. Dan komt u bij de armen, drie aan weerszijden. Uw hand gaat langs de onderste arm, totdat hij bij een soortgelijke hindernis komt. Iets verder weer, en daarna nog eens. Op elk van de zes armen vindt u het drie keer herhaald. Vier keer op de schacht en drie keer op iedere arm. Let op het totale aantal. Zou het niet voldoende zijn om één zo’n ding aan de voet te hebben, aan het begin, en dat daarna alles gladjes zou gaan? Nee, het wordt telkens weer herhaald, deze knop, de bloem en de kelk. Dit is het kenmerk van dit voorwerp van getuigenis. Het kruis – dood, opstanding, overvloedig leven Wat zou die knop voorstellen, wat is het dat u tegenhoudt? U kunt niet verder, iets stopt u. Zegt het niet: “Hier moet u even stilstaan om aandacht te schenken aan iets belangrijks. Hier is de dood van de Here Jezus, hier is het kruis. Ga niet verder zonder de diepe betekenis ervan ter harte te nemen.” U kunt het kruis niet zomaar passeren zonder er acht op te slaan. Als de Heer het kruis op uw weg brengt wordt u plotseling tegengehouden. Dan moet u de betekenis van de dood van de Here Jezus echt ter harte nemen. Het kruis – een innerlijke ervaring In het begin van het boek Openbaring zien we “Iemand als eens mensen zoon”, die zegt: “Ik ben … de Levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden” (Op. 1:18). En we zien de zeven gouden kandelaren en de Levende temidden daarvan: het getuigenis van Jezus in de kandelaren. En het getuigenis is de dood en de opstanding van de Here Jezus in iedere kandelaar, ingewerkt in het wezen van dit instrument, in het goud. De bekwame werklieden die deze kandelaar moesten maken, gingen aan het werk met hun gereedschap, hun scherpe en harde werktuigen; ze gingen aan het hameren en snijden, het goud pijnlijk bewerkend, om zo deze symbolen, die zo vaak voorkomen, te maken. Het is niet overdreven om te zeggen, dat als u en ik en het volk des Heren voor Hem zo’n instrument, zo’n getuigenis van Jezus willen zijn, het in ons binnenste met veel pijn ingewerkt moet worden. Het is het gevolg van een diep en nauwgezet werk, de dood en de opstanding van de Here Jezus. Het getuigenis – de tegenwoordigheid van de opgestane Heer Ik vraag me af of dat niet juist de betekenis was van de uitdaging aan de gemeenten in Asia. Nadat alles gezegd is over deze gemeenten – wat er mis was en wat er goed was – kunnen we dan niet concluderen dat de Heer ze terug wilde brengen naar het oorspronkelijke getuigenis? Toen de gemeente begon, zoals is opgetekend in de eerste hoofdstukken van het boek Handelingen, was de apostolische boodschap en prediking niet veel meer dan de dood en de opstanding van Jezus, dat Hij die gekruisigd was door God was opgewekt. De gemeente, voortdurend teruggebracht naar het kruis Ik geloof niet dat ik de toepassing te ver doorvoer als ik zeg dat inzoverre deze kandelaar in zijn constructie de voortdurende herhaling heeft van dit getuigenis, de gemeente (en ook het individuele kind van God) herhaaldelijk teruggebracht wordt naar het fundament en eraan herinnerd wordt dat ze er niet omheen kan. Je vordert nooit zover in het christenleven dat je het fundament, het kruis, voorgoed achter je laat. Het kruis in beide aspecten, dood en opstan¬ding, is altijd aanwezig in de geschiedenis van de gemeente. Je kunt nooit het kruis achter je laten, als een afgedaan stadium. Nooit! Ware, geestelijke ge¬schiedenis is dat je telkens weer tegen het kruis aan loopt. Telkens is er weer een nieuwe toepassing. Je komt bij de volgende knop en je kunt niet verder gaan in het opstandingsleven en in de overvloed, totdat je opnieuw het kruis hebt toegestaan dat te raken in je leven wat nodig was. Telkens weer gebeurt dat. Zo moet het gaan in de geestelijke geschiedenis. Het kruis – de weg tot de volheid Maar naarmate je verder komt – en vergeet niet dat je steeds hoger gaat – kom je steeds dichter bij de hemelse volheid, de volheid van Zijn heerlijkheid, de zevenvoudige zegening, dichter bij dat wat bovenaan is: een geestelijke volheid van licht, van getuigenis, van heerlijkheid. Laten we vasthouden dat de toepassing van het kruis van de Here Jezus, of dat nu aan het begin is of later, geen andere bedoeling heeft dan ruimte te maken voor een grotere volheid. Wees toch niet op verkeerde wijze bezig met het doodsaspect van het kruis. Veel mensen zijn zo bezig met hun dood en de noodzaak om te sterven, dat het hun geestelijk leven uitblust. Je vindt geen geestelijk leven in hen, omdat ze almaar bezig zijn met hun gestorven zijn met Christus. Uiteraard is het doodsaspect noodzakelijk, maar het is slechts de weg naar de amandelbloesem en de overvloeiende kelk. Het is een beweging naar boven, een opstandings¬beweging, naar geestelijke volheid toe. Het kruis – de weg naar goddelijke heerlijkheid in de gemeente In wat we hiervoor in het kort gezegd hebben, vinden we het totale geeste¬lijke werk van God om voor Zich een volk te verwerven dat niet slechts een mondeling getuigenis heeft aangaande de feiten en de leer van de dood en op¬standing van de Here Jezus, maar waardoor de Geest een levende vlam is, een levende kracht van het getuigenis, dat spreekt van de werkelijke betekenis van die dood en opstanding. Kort en goed, wat betekent dit, waar komt het op neer? Eenvoudig dit, dat God wil laten zien dat Hij de God van het onmogelijke is, de God van wonderen, de God die boven de natuur staat. Hoe kan Hij dat het beste laten zien? Door ons, enerzijds, daar te brengen waar we de dood van de Here Jezus in ons eigen leven kennen, dood aan onze eigen kracht, onze eigen mogelijkheden en bronnen, onze eigen bekwaamheden, onze eigen onafhankelijkheid. De dood die een einde betekent, zodat we moeten zeggen: “Ik kan niet verder, ik kan niet meer, ik ben aan mijn eind.” Om daarna Hem te ontdekken als de God van een nieuw begin, een wonderbaarlijk nieuw begin, de God der opstanding. Het getuigenis is: “Waar zouden wij zijn zonder God? De enige verklaring hiervoor is, dat het het werk van de Heer is, Gods opstandingswonder. Het is God, en God alleen.” Dat is het getuigenis van Jezus. Het is mogelijk deze dingen te zeggen, en ze te omhelzen als waarheid, maar zijn we ertoe bereid dat het kruis alle grond onder onze voeten weg slaat, ons telkens weer op het punt brengt waar we ten einde raad zijn, aan het einde van al ons kunnen, het einde van alle hoop? Zoals Paulus zegt: “… zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten, … opdat wij niet op onszelf vertrouwen zouden stellen, maar op God, die de doden opwekt” (2 Cor. 1:8,9). Bent u bereid dit als het fundament van uw leven te aanvaarden? Dat is het fundament van heerlijkheid. Dat is het getuigenis. Dat kunnen we niet slechts door het onderwijs dat we ontvangen tot stand brengen. Dat is het gevaar, dat er een volk is dat het onderricht aanvaardt, maar niet staat in het leven en de kracht daarvan. |
[ Hoofdmenu ] [ Huidig onderwerp ] T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen staat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights. |