Het Koninkrijk, de Kracht en de Heerlijkheid
door T. Austin-Sparks

Uit A Wittness and a Testimony, 1941-1942


HOOFDTSUK EEN

DE ROEPING VAN DE GEMEENTE

“Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel ... Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen” (Mat. 4:1,8-10).

“... en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen” (Mat. 6:13).

“Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid.”

Hoewel sommigen van mening zijn dat deze woorden niet in de bijbel thuishoren, geloof ik dat ze van het allergrootste belang zijn en ik heb geprobeerd dit belang door het Woord zelf aan te tonen, door het schriftgedeelte uit Mattheüs 4 er naast te zetten. De meesten van u hebben ongetwijfeld gezien dat deze beide gedeelten elkaar aanvullen en bij elkaar horen. We willen ons daarom niet bezighouden met technische zaken als de verschillen tussen de diverse handschriften, maar de geestelijke waarde en betekenis van deze gedeelten zien.
We zullen niet gedetailleerd ingaan op wat wij “Het onze Vader” noemen, maar enkele belangrijke geestelijke kenmerken zien die naar voren komen in deze grote slotzin van dit gebed. “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid” – het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid zijn tot in eeuwigheid van de Here.

Waar het om gaat in de verzoeking

Het eerste wat we willen opmerken is de betekenis van dat kleine voegwoordje “want”. “Verlos ons van de boze, want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid.” Plaats dat in hoofdstuk vier, waar de satan de Here Jezus al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid aanbiedt. Het antwoord van de Here Jezus uit de Schrift is: “De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.” Dat heeft alles te maken met die uitspraak uit hoofdstuk zes: “Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid.” Breng ons niet in verzoeking, maar red ons uit de handen van de boze, want Uwer is het Koninkrijk. Als je de woorden zo letterlijk vertaalt, kom je dichter bij hun betekenis. Verzoeking, in dit verband gezien vanuit het standpunt van de boze, heeft als doel ons zover te brengen dat we het Koninkrijk als iets van deze wereld zien, waardoor we het Koninkrijk zoals God het ziet, verliezen. Dat is nu precies wat het in het geval van de Here Jezus betekende. Dat is de essentie van de druk en de aanvallen van de vijand. Hij wil ons naar beneden trekken en ons in het compromis brengen van een gemak¬kelijker weg, door ons een koninkrijk hier en nu te geven, aards en tijdelijk, en ons zo dat heerlijke dat God voor ons in de hemel heeft weggelegd, te doen missen. Dat is het doel van alle beproevingen die satan op onze weg brengt. Dat was ook zijn doel bij de Here Jezus. Maar de Here Jezus doorzag de strategie van de vijand en zijn pogingen. Hij zag waar het de satan om ging toen deze Hem iets zichtbaars aanbood, iets tastbaars, iets groots wat aanwezig was. En er was geen lijden, geen offer voor nodig. Maar het kwam in de plaats van dat eeuwige in de hemelen, dat nu echter veel zou kosten. Omdat de Here Jezus dit erachter zag liggen, en misschien ook omdat Hij bang was dat Zijn gemeente de strategie van de vijand niet zou doorzien, zei Hij tegen de gemeente: “Bidt gij dan aldus: Leid ons niet in verzoeking, maar doe ons ontkomen aan de boze.” Met andere woorden: “Red ons, zodat we niet ten prooi zullen vallen aan dit subtiele, dat ons onder intense druk zou doen wegvallen van het Koninkrijk, dat onzichtbaar, hemels en eeuwig is, om ons in plaats daarvan iets hier en nu aan te bieden dat er wel prachtig uitziet, maar in werkelijkheid onder het goddelijk oordeel zal komen en vernietigd zal worden en zal blijken een leeg surrogaat te zijn voor dat grote en heerlijke, dat U bereid heeft voor degenen die U liefhebben.”
Hierin ligt voor ons een heel concrete boodschap. Ik twijfel er niet aan dat dit ons allemaal treft, want wij kennen allen die druk, die verzoeking van de vijand. Die is voortdurend om ons heen. Ja, en als de tegenstand het sterkst is, het kwade zeer intens, het lijden op zijn zwaarst en als de weg die voor ons ligt klaarblijkelijk de weg van het kruis is, van verwerping, vervreemding en eenzaamheid, dan neemt de suggestie van de vijand om een andere weg te kiezen, om hier en nu iets te hebben, in kracht toe. Als we maar iets zouden laten gaan en op een lager niveau zouden komen, als we maar een minder radicale positie zouden innemen, dan kunnen we al iets hebben. Dan kunnen we iets van de heerlijkheid van deze wereld hebben, dan kunnen wij nu een koninkrijk hebben. Zo probeert hij ons voortdurend in een positie te manoeuvreren waar hij ons met deze vurige pijl uit kan schakelen en van het Koninkrijk beroven. De Here Jezus zei tot de zijnen: “Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven” (Luc. 12:32); maar satan probeert ons ook voortdurend een koninkrijk aan te bieden.

De roeping van de gemeente

Dit is nog maar een aspect van de boodschap die er in deze woorden verborgen ligt. Elk woord dat over de lippen van de Here Jezus kwam, hoe simpel ook, had een geweldig diepe, goddelijke betekenis, die veel verder ging dan wat je zo oppervlakkig zag. Zo ligt ook hier in deze woorden van het “Onze Vader”, die misschien wel de meest gebruikte woorden zijn die over de lippen van een christen komen, een geweldige betekenis. Deze betekenis wordt onvoldoende gezien, maar komt duidelijker naar voren als we die twee schriftgedeelten uit hoofdstuk 4 en 6 naast elkaar leggen, zoals we dat gedaan hebben. Voor mij staat daar zo duidelijk dat de Here Zijn volk oproept te bidden en in dat gebed een bepaalde positie in te nemen. Die positie wordt gesteld als een standpunt dat men inneemt voor Gods rechten tegenover de valse claim van de tegenstander, een claim op kracht, op gezag, op het recht om te geven, en op heerlijkheid. Aan de ene kant laat híj zich zien, als iemand die een positie inneemt van grote macht en kracht en hij probeert met zijn kracht te pronken, om ons daarvan bewust te maken met betrekking tot zijn positie en dat uiteraard alleen voor zijn eigen heerlijkheid. Aan de andere kant is God. Hij gaat er niet prat op wie Hij is, en spreidt Zijn gezag en macht en heerlijkheid niet tentoon. Tussen deze twee in staat de gemeente – het volk van God staat in de kloof – en dit gebed brengt de gemeente in eenzelfde positie als die van de Here Jezus in de woestijn. Daar zien we aan de ene kant de satan staan, die zijn macht en kracht ten toon spreidt, zijn rechten, wat hij al niet kan doen, en zijn heerlijkheid; aan de andere kant God! Maar waar is de manifestatie van Zijn kracht en macht en heerlijkheid? Het is verborgen, het is niet zichtbaar. Daar tussenin, in de kloof, staat de Here Jezus. Hij wijst dat wat zichzelf demonstreert af en staat voor datgene wat niet gezien wordt, noch zich op dit moment manifesteert, maar wat voor Hem het allerbelangrijkste is, veel reëler dan wat de satan laat zien en wat bovendien eeuwig is. “De Here, uw God, zult gij aan¬bidden en Hem alleen dienen”; “want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid.”

Het innerlijke karakter van het ware getuigenis en de kosten ervan

Maar zo’n standpunt innemen is enorm als je in een woestijn bent en niets hebt waarmee je je standpunt kunt bewijzen, en alles waar je je bewust van bent is de felle en bittere aanval van de duivel in al zijn kracht en vertoon. Dat heeft te maken met een innerlijke relatie. Ziet u hoe belangrijk dit is? Waar het op neer komt, geliefden, is dat de gemeente geroepen is om in die kloof te staan en tegenover al het pralend vertoon van vermeende rechten, macht, kracht en heerlijkheid, een positie te blijven innemen van een vastbesloten afwijzen. Maar ten aanzien van die ongeziene, geestelijke, eeuwige, hemelse realiteit van het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid – nu nog niet openlijk ten toon gespreid, maar verborgen – te staan als een getuigenis. En als we dit zeggen, hebben we daarmee de roeping van de gemeente samengevat. In dit gebed in Mattheüs 6 plaatst de Here Jezus de gemeente in deze positie. Deze gebeden kun je persoonlijk bidden, maar, vergeet niet dat de Here Jezus niet gezegd heeft: “Bid gij dan aldus: Mijn Vader”. Nee, het is “Onze Vader”. De diepste en intiemste waarheid over de gemeente is dat het een geestelijk gezin is, wat inhoudt dat de heerlijkheid, de kracht en het Koninkrijk van de Vader de gemeente boven alles ter harte gaat.
Dit is niet iets tijdelijks, dit koninkrijk, deze kracht, deze heerlijkheid. Dit is iets wat van onze Vader is en wij hebben hier een innerlijke harterelatie mee. Dat bedoelde ik toen ik zei dat het een kwestie is van een innerlijke relatie. Onze Koning? Zeker, Hij is onze machtige Heerser in de hoge. Ja, dat is absoluut waar, maar zo wordt Hij hier niet gepresenteerd. “Onze Vader”: “Van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid”. Dit houdt in dat we elke relatie met die andere en met alles wat van hem is, concreet afwijzen.
Dit is wat ik wilde benadrukken. Wat is de roeping van de gemeente? In gebed de positie innemen die de Here Jezus haar gegeven heeft; in de kloof staan als een getuigenis tegen alles wat vertoon van pracht en praal van de boze is, en vóór dit feit: “Uwer is het Koninkrijk en de macht en de heerlijkheid.” Dat is geen getuigenis met woorden alleen. O, als alle mensen die deze woorden zo vaak gebruiken, misschien wel elke dag van hun leven, als formule, werkelijk de geestelijke betekenis ervan zouden verstaan en binnengaan, wat zou hun leven dan veranderen! Wat een strijd zou dat ook met zich meebrengen! U weet dat we in de geestelijke wereld geen uitspraak kunnen doen die werkelijkheid is in ons leven, of we worden op dat punt uitgedaagd. Formeel, vanuit een verstandelijk begrijpen of door iets uit het hoofd te leren, kunt u alle mogelijke dingen zeggen, zonder ooit zo’n uitdaging te ondervinden. Maar zodra u in de woestijn geleid wordt in de kracht van de heilige Geest en iets zegt dat de machten en krachten beroert, wordt uw getuigenis “Uwer is het Koninkrijk” iets dreigends. Er zullen tijden zijn dat de vijand woedend en met geweld probeert u daarvan af te brengen en dat u op de knieën moet worstelen om die positie te behouden – Uwer is het Koninkrijk! Hoe dan ook, het Koninkrijk is van U! Van U is ook de kracht! En de heerlijkheid! Daarom zijn wij hier op aarde, om die positie voor God te blijven innemen. Dit punt gaat voor veel kinderen Gods in onze tijd heel concreet worden, zowel in letterlijke als in geestelijke zin.

De strijd om de wereldheerschappij

Kijk nog eens goed naar deze drie woorden – Koninkrijk, kracht, en heerlijkheid. Ze vertegenwoordigen twee geschiedenissen van eeuwigheid naar eeuwigheid. Aan de ene kant zien we de satan, die een koninkrijk zoekt, de wereldheerschappij, een verschrikkelijke macht ten toon spreiden. Kijk eens goed om u heen. Wat een ontzaglijke kracht, meedogenloos, schrikbarend, en het doel daarvan is de wereldheerschappij. Zo is het alle eeuwen door geweest. Satan die zijn koninkrijk probeert te bouwen en daarom zijn macht ten toon spreidt om voor zichzelf naam te maken, heerlijkheid. Zien we dat niet weergegeven in enkele belangrijke geschiedenissen in de bijbel? Is dat niet wat we in Egypte zien? Een koninkrijk, een rijk van absolute heerschappij op aarde, macht en machtsvertoon, heerlijkheid, en dat alles ten koste van wat van God was. Immers, het uitverkoren zaad werd onder die macht en dat koninkrijk gebracht om tot instrument te worden gemaakt van de heerlijkheid. Ook de pyramiden zijn een blijvend monument van het feit dat een grote wereldmacht iets wat van God was voor zijn eigen glorie aanwendde. Van Babylon kan hetzelfde worden gezegd. “Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een koninklijke woonstede door de sterkte mijner macht en tot eer mijner majesteit?” zei Nebukadnezar. Daniël zei, toen hij de droom uitlegde: “God heeft u het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken”, maar dat koninkrijk, dat heidense koninkrijk, eigende de koning zich toe voor de heerlijkheid van een mens en niet voor die van God. Dat was de uitleg van de droom. Nebukadnezar werd verstoten uit de gemeenschap der mensen en zijn verblijf was bij het gedierte des velds, omdat hij God niet de heerlijkheid gaf in zijn koninkrijk. Toen hij weer terugkwam nadat zijn verstand in hem was teruggekeerd en opnieuw Babel doorwandelde, kwam zijn lofprijzing hierop neer: deze God des hemels is de enige God.
Zo zouden we de hele geschiedenis door kunnen gaan en het telkens weer opnieuw zien. Maar in onze tijd (de Tweede Wereldoorlog) treedt het waarschijnlijk openlijker aan de dag dan ooit tevoren. Een koninkrijk, de wereldheerschappij, een openlijk tentoonspreiden van een verschrikkelijke satanische macht, alles uiteindelijk voor de heerlijkheid van de satan in de antichrist, zodat hij, als hij zich zet in de tempel van God, beweert God te zijn en zo Gods plaats neemt. Een koninkrijk, kracht en heerlijkheid in de plaats van God.
Nu heb ik gezegd dat velen van Gods kinderen in deze tijd hier recht tegenin gaan, zowel letterlijk als geestelijk. In hoeverre allen betrokken zullen worden bij de uiterlijke en letterlijke uitdrukking hiervan, weten we niet, maar we zijn wel allen geestelijk betrokken bij deze zaak. Het gaat om ontzagwekkende dingen.
Dan is er de andere kant – Zijn Koninkrijk, Zijn kracht, Zijn heerlijkheid. Maar we worden nu getoetst en beproefd op het feit dat Zijn Koninkrijk nu geen zichtbaar koninkrijk is. Zijn kracht is nu geen kracht die uiterlijk tentoongespreid wordt. Zijn heerlijkheid nu is iets in het hart, in een geestelijke relatie en kennis van Hemzelf. Het is hoe Hij is, zoals wij weten dat Hij is. Daarvoor moet de gemeente staan tegenover dat andere. Het raakt ons leven van elke dag. We moeten er goed van doordrongen zijn dat we te allen tijde onder intense beproevingen kunnen standhouden en zeggen: “Uwer is het Koninkrijk.” Vraag vrienden in Europa of het in deze tijd eenvoudig is dat te zeggen, terwijl de vloed van ongerechtigheid over Europa stroomt en zijn verwoestend en duivels werk doet zonder dat het tegengehouden schijnt te kunnen worden, zonder dat de hemel ingrijpt. Het schijnt dat ze kunnen doen wat ze willen. Vraag dan deze kinderen Gods of het eenvoudig is te zeggen: “Niettemin is het Koninkrijk van U, en van U is de kracht, en van U is de heerlijkheid!” Het is een zeer actuele vraag. Hieruit blijkt ons geloof. Dat is onze roeping, dat we op geestelijke wijze in de hemelse gewesten in de bres staan voor God en dit getuigenis in geest en geloof vasthouden.

Een slotwoord

Laten we ons afkeren van alle romantische elementen (als die er al zijn) van een grootse wereldsituatie, en zien dat dit alles te maken heeft met ons persoonlijk leven. Het is de allerbelangrijkste vraag bij al onze persoonlijke beproevingen, ons lijden, onze verdrukkingen en alles wat we van de hand van de vijand ondervinden. Dit schuilt achter al onze verzoeking, want alle verzoekingen komen in feite op hetzelfde neer. Het enige doel er achter is ons te dwingen, ons te verlokken om het hemelse prijs te geven voor iets wat we hier en nu kunnen krijgen. Dat ligt ten grondslag aan alle beproeving. U weet maar al te goed dat, temidden van tegenslag en moeilijkheden, in het verborgene van ons hart altijd weer die vraag opkomt: “Moet dat nu echt? Is dat nu wel nodig? Zijn we niet te radicaal, te hemels? Zou er niet meer bereikt kunnen worden als we een beetje een compromis aangingen?” (uiteraard gebruiken we dat woord niet). Ja, daar heb je het: iets toegeven, iets de pas vertragen, iets kalmer aan doen. Dat is in de een of andere vorm de kern van al onze verzoekingen. De vraag hierbij is of wij staan voor Gods rechten of voor iets voor onszelf.
Dit is de kern van die verzoeking van de Here Jezus in de woestijn. Om vast te blijven staan voor de rechten van de Vader tot het heerlijke einde toe, moest Hij vastberaden weigeren te luisteren naar suggesties die Hem voordeel zouden brengen, moeilijkheden zouden besparen en Zijn weg gemakkelijker maken. Toen de duivel Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid in één ogenblik liet zien, zei hij: “Dit alles zal ik U geven.” De Here Jezus weigerde. “Van U is het Koninkrijk!” In Daniël vinden we hetzelfde: “Het Koninkrijk is van de Here, Hij geeft het koninkrijk aan wie Hij wil; Hij zal het aan de heiligen geven.” Daar wachten we op, daar staan we voor. Al het andere wijzen we af. Wat de satan ons ook wil geven, het blijft maar een heel armzalig substituut.
Ik vraag me af of u het belang van deze woorden ziet. Het komt eenvoudig hier op neer: de gemeente is door de Here Jezus in een bepaalde positie geplaatst. Een positie van gebed en het onderpand van wat volledig uitgewerkt wordt in Efeze 6, de strijd tegen de overheden en machten, de wereldbeheersers dezer duisternis, de boze geesten in de hemelse gewesten. En daar krijgen we het gebod te bidden met aanhoudend bidden. De gemeente moet functioneren in het gebed tegen de aanmatiging, de demonstratie, de claim, de vertoning, de bluf van de boze, die daarmee beoogt ons op zijn grondgebied te trekken, zodat we onder zijn macht komen en hij ons kan gebruiken voor zijn heerlijkheid. Het is de taak van de gemeente dat te weerstaan, er volkomen los van te blijven en op Gods rechten te blijven staan. “Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid!” Dat is onze roeping. Er is veel meer over te zeggen, maar hier begint het, waar de Here Jezus door dit gebed Zijn volk in een getuigenis plaatst voor Gods rechten, stelling nemend tegen hem die de Here deze rechten wil ontnemen om ze zichzelf toe te eigenen. Moge de Here ons voor deze taak sterken.


HOOFDSTUK TWEE

DE HEERLIJKHEID GODS

“Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel ... Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem” (Mat. 4:1, 8-10).

“... en leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen” (Mat. 6:13).

“Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen. Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet? Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want bij dit: alle dingen [hem] onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn; maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond. Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken” (Heb. 2:5-10).

Dit gedeelte van de Hebreeënbrief past bijzonder goed bij de schriftplaatsen uit het Mattheüsevangelie. In hoofdstuk 4 van Mattheüs zien we hoe de laatste Adam, de tweede Mens, door de hand van de boze, in verzoekingen terechtkomt. Hij wordt op hetzelfde principe verzocht als de eerste Adam, namelijk om iets van en voor Zichzelf en in Zichzelf te hebben, in plaats van ze te hebben in relatie met God op basis van geloof en afhankelijkheid. In dit verhaal triomfeert de laatste Adam, de tweede Mens, waar de eerste gefaald had, doordat Hij alles in God had en niets buiten Hem. Uit Zijn woorden: “Gij zult de Here uw God aanbidden en Hem alleen dienen” blijkt duidelijk dat Hij de rechten van God erkende en daarvoor stond.
Als we doorgaan naar hoofdstuk zes van Mattheüs is de Here omringd door de Zijnen en onderwijst Hij ze inzake het gebed. Dat gebed is niet bedoeld om als formuliergebed voortdurend herhaald te worden, maar het is een samenvatting van de principes van het gebed. Hij besluit het gebed met dezelfde factoren als die we in hoofdstuk vier aantreffen. We zien daar de boze, de verzoeking door de hand van de boze en de erkenning van het feit dat alles in God is – “Uwer is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid.” Door de woorden en geestelijke principes die daar uitgesproken worden, plaatst de Here Jezus Zijn eigen volk, Zijn gemeente, tegenover de boze, tegenover diens koninkrijk, macht en heerlijkheid, zoals we ook in hoofdstuk één al hebben gezegd. De gemeente moet dat allemaal afwijzen en zich tegelijk vasthouden aan de Vader, aan Zijn koninkrijk, Zijn macht en Zijn heerlijkheid, en daarvan getuigen. Wat we willen zeggen is dat dit de roeping van de gemeente is, in die kloof te staan, waar we aan de ene kant bepaalde claims, die met bluf en vertoon voortdurend door de boze beweerd worden, afwijzen en aan de andere kant verklaren wat Gods rechtmatige positie is en daaraan vasthouden, aan alles wat van Hem is: het Koninkrijk, de macht en de heerlijkheid. Zoals we al gezegd hebben daagt deze positie ons voortdurend op nieuwe terreinen van ons leven uit. In wezen gaat alles bij de roeping van de gemeente om deze positie. We willen daar nu wat verder op ingaan.

De positie van een gemeente geleid door de heilige Geest

Er zijn enkele dingen die ons daarbij kunnen helpen. Het eerste is de positie waarin de gemeente zich bevindt, wanneer zij geleid wordt door de heilige Geest. Er zijn heel wat verschillende ideeën over wat dat precies inhoudt. Vele daarvan zijn juist, vele ook twijfelachtig, maar dit ene is volkomen duidelijk.

1) In de kloof staan

“Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel.”

Een leven of een gemeente, geleid en bestuurd door de heilige Geest, wordt binnengebracht in de bres waar het getuigenis van Gods rechten, Gods eer, Gods heerlijkheid het belangrijkste van alles is. Dat is heel duidelijk een kenmerk van de heerschappij van de heilige Geest. Onder Zijn leiding is zo’n positie onvermijdelijk. Dat kan ons troosten in al onze beproevingen. Satan zou het liefst van onze beproeving en lijden een grond van beschuldiging maken. Hij insinueert dan dat er wel iets mis met ons zal zijn, omdat dit alles ons overkomt. De Here moet wel tegen ons zijn of op zijn minst reserves hebben; het gaat immers niet zoals het moet gaan. Maar de waarheid is precies omgekeerd. Kijk maar naar Gods eigen Zoon in de woestijn, hoe Hij daar alleen is en in nood en onder de druk van de vijand. Ongetwijfeld lijdt Hij in Zijn ziel en is zwak in Zijn lichaam. Maar dit is nu juist een situatie die door de heilige Geest gecreëerd is tot een getuigenis voor de heerlijkheid Gods, voor het Koninkrijk Gods en voor de kracht Gods. Als we maar inzagen dat het dus juist iets groots is, iets heerlijks, om in een positie te zijn waar dat getuigenis als het ware van ons afhangt, tijdens hevige en verschrikkelijke aanvallen van de vijand. Zo is een gemeente die door de heilige Geest geleid wordt.

2) Een geestelijk koninkrijk

Het volgende punt, dat hier nauw mee samenhangt, is dat een leven of een volk, geregeerd en geleid door de heilige Geest, daar komt waar het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid in wezen geestelijk zijn. Dat is een uitdaging. De gemeente heeft haar werkelijke, krachtige, effectieve getuigenis verloren omdat ze een tijdelijk, zichtbaar en tastbaar koninkrijk gezocht heeft en de kracht en de heerlijkheid die daarbij horen. Zo heeft de satan op dat punt de overwinning behaald. Zoals hij geprobeerd heeft Christus te overwinnen, heeft hij ook geprobeerd de gemeente te overwinnen. Helaas heeft hij in grote mate de overwinning behaald door de gemeente daar te brengen waar het gaat om een tegenwoordig koninkrijk, kracht en heerlijkheid hier en nu. Dat is wat men zoekt en waar men naar streeft, terwijl het ware Koninkrijk en de ware kracht en heerlijkheid geestelijk zijn en niet tijdelijk. Ze zijn hemels, niet aards. Dit Koninkrijk wordt niet onder de mensen openbaar als goddelijke uitingen, maar het wordt in de geestelijke wereld die achter de mensen ligt gemanifesteerd en slechts daar ten volle gewaardeerd en erkend.
Zie het voorbeeld van de Here Jezus in de woestijn. Deze hoofdstukken in het Mattheüsevangelie hebben allemaal te maken met het Koninkrijk. Het Koninkrijk was met Hem. De kracht was met Hem. De heerlijkheid was met Hem. “Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd”, schrijft Johannes (Joh. 1:14), “een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.” Dat is niet de soort heerlijkheid die de mensen vandaag hier op aarde aanspreekt. De heerlijkheid waarmee zij pronken voor het oog van de wereld heeft niets van genade en waarheid in zich. Het is een ander soort heerlijkheid die bij de Here Jezus hoort, precies het tegenovergestelde van de heerlijkheid van deze wereld. Ze is vol van genade en waarheid en wordt niet door mensen die vleselijk denken en een wereldse mentaliteit hebben op prijs gesteld. De gemeente moet daar komen waar ze, net zoals haar Hoofd in de woestijn, ontdaan wordt van alles wat de mens een koninkrijk, kracht en heerlijkheid noemt. Maar niettemin laat ze een Koninkrijk, een kracht en een heerlijkheid zien die daar ver boven uitgaat, hoewel niet op prijs gesteld door de natuurlijke mens. Het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken. Satan zei: “Zeg dan, dat deze stenen broden worden.” Maar er staat: “Het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken” (Rom. 14:17). De kracht is niet iets waarmee je vleselijke overmacht over de mens demonstreert. Het is datgene waardoor de geestelijke machten onttroond en omver geworpen worden en daarom is de heerlijkheid ook geestelijk. Het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid berustten bij Hem, maar werden niet openlijk getoond; ze waren verborgen. Alles berustte bij Hem, maar zodanig dat er geen enkele bevrediging voor het natuurlijke leven in lag. Satan was er op uit Hem zover te krijgen dat Hij Zijn ziel, Zijn natuurlijke leven, Zijn mens-zijn als zodanig zou bevredigen. Hij weigerde echter zich op dat vlak te begeven en bewaarde Zijn hemelse relatie met Zijn Vader en daarin kwam het Koninkrijk en werden de kracht en de heerlijkheid gevoeld.
Dit waren de principes. De gemeente komt in dezelfde positie en staat als de Here Jezus vanwege het feit dat het in wezen ‘corporatief” (geen goed Nederlands woord voor handen; betekenis ‘gezamenlijk’) is. Om die reden hebben we Hebreeën 2 gelezen. Daar ziet u hoe ze één worden. “Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken. Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één.”
Dit brengt ons terug bij de woorden uit vers 6: “Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet?”
In verband waarmee? In verband met het onderwerpen van “de toekomende wereld, waarvan wij spreken.” We spreken niet tot engelen, maar tot mensen, maar we zien die “gezamenlijke mens” nog niet op die plaats die God voor hem bestemd heeft. Maar wij zien de Mens, in wie alle andere mensen gevonden worden. We zien Hem daar en zo gaat Hij voor en zij volgen. Zij komen in dezelfde positie als waarin Hij geleid werd, met hetzelfde doel: het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, met Hem en in Hem.

3) Een getuigenis van de volle overwinning van Christus

Er is echter nog een derde punt, dat dit wat duidelijker moet omlijnen, namelijk dat wij niet doen wat Hij deed. Er is verschil tussen Mattheüs 4 en Mattheüs 6. In Mattheüs 4 streed Hij de strijd ten einde, en wat betreft het fundament van het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, was het een uitgemaakte zaak toen Hij terugkeerde uit de woestijn. De overwinning was de Zijne. Uiteraard werd die overwinning pas ten volle gerealiseerd aan het kruis, maar daar, na die eerste, wezenlijke ontmoeting met de vijand, keerde Hij in de kracht van de Geest als overwinnaar terug. De strijd was beslecht. Potentieel was de zaak beklonken, hoewel er nog veel meer strijd in Zijn leven zou komen. In principe was de strijd echter beslist.
In dat gedeelte uit Mattheüs 6, waar het over onze positie gaat, wordt niet een positie bedoeld waarin wij de overwinning moeten bevechten. We moeten heel erg uitkijken dat de vijand geen geweldig voordeel op ons behaalt doordat wij denken dat de strijd nog niet beslecht is. We moeten op dit punt heel waakzaam zijn, omdat de vijand altijd probeert ons in zo’n positie te manipuleren, waar de strijd nog onbeslist is. Als hij hier een zwakheid bij ons vindt, kun je ervan op aan dat hij die strijd gaat winnen. In hoofdstuk 6 wordt de gemeente niet in een situatie geplaatst waar nog een strijd uitgevochten moet worden, maar in een situatie die zeer positief is. “Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid”, niet: Uwer zal het zijn als de strijd voorbij is. Weet u, de bijbel is een boek met geestelijke wetten. Dit alles wordt pas verderop in het Nieuwe Testament ten volle ontsloten. Hier wordt dus de gemeente voorgesteld in een positie waar zij op de knieën strijdt in de tegenwoordigheid van de aanvallende Boze. Haar positie is die van getuigen, verklaren, afwijzen. In feite is het een afwijzing: “Van hem is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid niet. Uwer is ...” Voordat u ooit de aanval van de vijand kunt overwinnen, moet het feit voor u vaststaan dat dat punt al beslecht is en die positie gevestigd.

De roeping van de gemeente

Dit is de basis van een belangrijke vraag. Waarom is de gemeente hier? Het eerste doel waarvoor de gemeente hier is, is bij te dragen aan de heerlijkheid van God. Dat is het eerste, wat dat ook betekent, hoe dat ook uitgewerkt wordt, dat gaat voor alles. Het volk van God is hier vooral en bovenal om bij te dragen tot Gods heerlijkheid. U weet hoeveel er over dit onderwerp in de Efezebrief staat, de brief die meer dan enige andere brief met de gemeente te maken heeft. U bent waarschijnlijk met al deze teksten vertrouwd.

“… Opdat wij zouden zijn tot lof van zijn heerlijkheid” (1:12).
“… de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij zich verworven heeft, tot lof van Zijn heerlijkheid” (1:14).
“Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid” (3:21).
“… en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks” (5:27).

Een stralende gemeente tot lof van Zijn heerlijkheid. Ik wil het nogmaals herhalen. Het allereerste doel waarvoor het volk des Heren hier is en van eeuwigheid tot eeuwigheid zal zijn, is om God heerlijkheid te brengen. Dat betekent dat wij hier zijn om een getuigenis in stand te houden dat tot heerlijkheid van God is.
Er zijn talloze manieren waarop dit gerealiseerd wordt, waarop door ons heerlijkheid aan de Here gebracht wordt, waarop wij bijdragen tot Zijn heerlijkheid. Het is voor mij onbegonnen werk om te proberen aan te geven hoe de gemeente bijdraagt aan de heerlijkheid Gods. Maar het feit dat het zo is moeten we erkennen, want het moet onze gedachten en houding in al onze over¬wegingen beheersen. Hier moet alles op uit lopen. Alles in ons leven – in ons gedrag, onze houding, onze manier van doen, ons spreken, onze relaties, onze baan, onze instelling, ons gezinsleven, ons zakenleven – moet bepaald worden door de vraag: geeft dit meer heerlijkheid aan God? Want daarvoor ben ik hier. Als dit punt eens en voor altijd voor ons vast zou staan zou dat een groot verschil maken in ons leven.
Laten we onszelf eens een vraag stellen, een allesomvattende vraag: waarvoor ben ik op aarde? Waarom ben ik hier? Wat voor interesses heb ik, wat zijn mijn doelstellingen en wat kenmerkt boven alles mijn weg door dit leven? Als ik nu heel eenvoudig zou zeggen dat ons antwoord op zo’n vraag zou zijn: “Heer, ik ben hier voor U,” dan zou u allemaal amen zeggen. “Ik ben hier op aarde voor God.” Maar wat bedoelt u daarmee? Het is de praktische toepassing waar het op aan komt. U bedoelt waarschijnlijk dat u allerlei dingen voor de Heer wilt doen, dat u allerlei activiteiten voor Hem wilt ondernemen. Geliefden, als wij in ons leven werkelijk onder de heerschappij van de heilige Geest komen, zodat er een echte onderwerping aan de Here is, komen we op een punt waar het ons heel duidelijk wordt dat het de Heer niet gaat om iets wat we voor Hem doen, niet om de hoeveelheid werk die we voor Hem doen. Het gaat helemaal niet om dingen. Het gaat er alleen om in hoeverre de Here in en door ons verheerlijkt wordt. Dáár gaat het om. Heel vaak denkt de Here dat Hij meer heerlijkheid door ons leven kan verkrijgen door ons op non-actief te stellen, dan door onze activiteiten. Dat gaan we wel ontdekken.
Op zo’n moment vraag je je af: “Waarom overkomt me dit? Waarom mag ik dit niet doen? Waarom ben ik uitgeschakeld? Als ik maar voor de Heer kon werken!” De Here heeft alles weggenomen. Hij heeft ons omsingeld en ingesloten en dan, als we lang genoeg wachten en met een waarachtig hart naar de Here luisteren, gaan we door de Geest verstaan dat de Here niet uit is op allerlei dingen die we voor Hem doen, maar op meer heerlijkheid voor Zichzelf in ons. En wie van ons durft te beweren dat God niet evenveel, zo niet meer heerlijkheid heeft gekregen door mensen die uiterlijk nooit veel voor de Heer hebben kunnen doen, maar Hem in hun beproevingen verheerlijkt hebben? Dat is toch zo, niet waar? We moeten inzien dat hier op aarde voor de Here zijn niet betekent dat wij Hem op onze manier dienen, maar dat Hij beslist wat Hem het meest verheerlijkt. Onze houding moet altijd zijn dat wij tevreden zijn en het accepteren als iets werkelijk tot heerlijkheid van God is, ook al zien wij dat niet. Dat is erg belangrijk. Daarvoor is de gemeente hier, voor Zijn heerlijkheid. Deze overweging moet alle dingen bepalen.
Dat moet voor ons ook de sleutel zijn tot Zijn handelen met ons. Zijn handelen is soms erg vreemd voor ons en heel moeilijk voor het vlees. De weg waarlangs Hij ons leidt is pijnlijk en moeitevol voor ons vlees, maar we moeten al Gods handelen met ons zien in het licht van de hoeveelheid heerlijkheid die Hij krijgt in de ongeziene wereld, waar waarachtige geestelijke waarden werkelijk verstaan worden. Het kan voor ons vaststaan dat Zijn handelen met ons positief is, opdat wij zouden zijn tot lof van Zijn heerlijkheid, wij die ons vertrouwen op God gesteld hebben.
Het is deze houding, deze gezindheid, die voor altijd de vraag of wij wat voor de Heer betekenen, oplost. Ik geloof dat dit de wortel is van het overwinningsleven. Kijk naar de Efezegemeente in Openbaring 2:1-7, dezelfde gemeente die in de Efezebrief wordt aangesproken, en luister naar wat de Here tot die gemeente te zeggen heeft. “Ik weet uw werken en inspanning en uw volharding (Ik weet al die dingen van u die waar zijn) … maar gij hebt uw eerste liefde verzaakt … Wie overwint…” De overwinnaar heeft dus rechtstreeks te maken met de eerste liefde. Wat is eerste liefde? We gaan daar niet ten volle op in, maar eerste liefde houdt zeer zeker in dat er niemand in de hele wereld is die vergeleken kan worden met de geliefde. Niemand anders ziet misschien die schoonheid en liefelijkheid die zo wonderbaar zijn voor degene die liefheeft, maar hij ziet dat wel en ziet weinig anders en er is niemand met deze ene persoon te vergelijken. Die ene is alles, alles wat goed is, wat recht is, wat betamelijk is, alles wat mooi is en laat niemand iets kwaads van de geliefde zeggen. Het hart, het leven is volkomen door die ene in beslag genomen. De wereld, de horizon wordt door die ene bepaald. Dat is eerste liefde. “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt.” O ja, je doet van alles, maar dat wezenlijke, dat fundamentele is er niet langer. Het is niet meer zo dat je niets anders in de wereld hebt waaraan je je hart hebt toegewijd dan Mij. Je hebt je eerste liefde verlaten.
Daarom brengt Paulus in Efeze 5 het huwelijk in verband met Christus en de gemeente. “En zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks.” Een vlek betekent uiteraard bezoedeling. “Jezelf onbesmet van de wereld bewaren”, zegt Jacobus. In het Oude Testament werd het hoererij genoemd als Israël vrijwillig gemeenschap had met een heidens volk. De maagdelijke dochter Israëls gaf haar kuisheid prijs. Dat is de roep van de profeten. Israël had hoererij bedreven; ze had haar reinheid prijsgegeven. Hoe? Eenvoudig door zich in te laten met de andere volken en hun goden. In het Nieuwe Testament wordt alles samengevat in één woord: de wereld. De wereld heeft in de gemeente interesses gewekt. Op een bepaald punt zoekt men de wereld. De Heer is niet meer genoeg, is niet meer alles. Hij alleen bevredigt niet meer. We moeten iets hebben om dat te compenseren. Wij moeten zonodig over de heg kijken en toegeven aan een of andere gril buiten de Here om. Dat is bevlekt worden door de wereld. Maar zij die het Lam volgen waar Hij ook heen gaat, hebben zich niet bevlekt. Het gaat erom of de Here alles is. Dan ben je onbevlekt.
“Of rimpel.” Wat is dat? Een aanduiding van tijd, een indicatie van leeftijd. Soms heeft een klein kindje rimpels en dan zeggen we: net een oud vrouwtje. Dat is niet het eeuwige, altijd frisse leven van de Here. Dat is iets van de tijd. Iets hier beneden heeft zijn sporen nagelaten. De gemeente is op een terrein gekomen waar ze in aanraking komt met het veranderlijke, het wankelbare, met dat wat voorbijgaat. Ze is aards geworden en maakt nu deel uit van wat moet verdwijnen. “Zonder rimpel.” Een gemeente met een gezicht zo fris als de morgen wil de Here voor Zich stellen. Maar dan moet zij hier op aarde alleen leven door de Here, uit de Here, gevoed door Zijn leven, terwijl zij haar bevrediging alleen in de Here vindt. Dat is een hoog niveau. Maar ik geloof dat hoe meer de Here onze bevrediging wordt en wij in Hem gaan rusten, hoe minder rimpels we zullen hebben. We weten in ons hart dat, naarmate de Heer meer voor ons wordt, we ons minder zorgen maken en minder onrustig zijn. We komen steeds meer tot rust en dat is een goede remedie voor rimpels! Moge de Here ons helpen deze les te leren!
De stralende gemeente is dus de gemeente waarvoor de Here alles is en die ten volle haar bevrediging in Hem vindt. Daardoor is zij niet bevlekt of bezoedeld door besmetting met de wereld. Ze wordt niet gekenmerkt door wat verdwijnen moet, wat tot de tijd behoort. Dat is nu de eerste liefde. Als de eerste liefde er niet meer is, komen de rimpels en allerlei overwegingen. U weet dat dat zo is in het menselijk leven. Als de eerste liefde er niet meer is, gaat u ergens anders kijken. De interesses zijn verdeeld. Maar de overwinnaar is iemand die geen verdeelde interesses heeft, die nergens anders naar kijkt, voor wie de Here alles is, een volledige bevrediging voor zijn hart. “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt. Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” Dit raakt de kern van de vraag wie overwinnaar is. Het betekent eenvoudig dat de gemeente of de overwinnaar weer zo geworden is als de Here heeft bedoeld, namelijk, bijdragend aan de heerlijkheid van God. Wij kunnen nooit aan Gods heerlijkheid bijdragen, tenzij we volledig door Hem in beslag worden genomen. Dit heeft de Here Jezus tot de grote Overwinnaar gemaakt.

De praktische uitwerking

Dit bijdragen aan Gods heerlijkheid, tot zijn voldoening, betekent praktisch gesproken twee dingen. In de eerste plaats betekent het het in stand houden van een volle openbaring van God hier voor Zijn volk. Ik denk aan de apostel Paulus. In hem zien we een echte overwinnaar. Zijn toewijding aan de Here kent geen reserve. Hij kan, op grond van de praktijk van zijn leven, naar waarheid zeggen: “Ik acht alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat” (Fil. 3:8). Zo is de stralende gemeente zonder vlek of rimpel, en zo is de overwinnaar. Maar wat was het toch dat het leven en de bediening van de apostel Paulus zo kenmerkte? Was het niet het feit dat hij een volledige openbaring van de Here voor Gods volk op het oog had? Hij was nooit tevreden met halve waarheden of gedeeltelijk licht en beperkte openbaring. Hij zou nooit zeggen: “Laten we toch tevreden zijn met de eenvoudige waarheden en al dat andere maar laten rusten.” Wie zo spreekt, begrijpt niets van Gods welbehagen. Wat de Here wil is dat Zijn volk een volle openbaring van Hemzelf heeft en dat wij bijdragen aan Zijn heerlijkheid en voldoening door in waarheid te staan voor alles wat de Here voor Zijn volk verlangt. Dat is heel praktisch en wij willen niets minder ontvangen dan alles wat de Heer verlangt, voor onszelf en voor de gemeente. Dat is het eerste kenmerk van het dienen van God tot Zijn heerlijkheid.
Het tweede punt is dat het op ons hart moet liggen dat Gods volk het volle leven in de Heer zal kennen en dat het ons heel diep moet raken dat zo weinigen van hen dat leven in volheid kennen. Hopelijk is dat bij u het geval. Datgene wat u aan het hart gaat, u verontrust, u pijn doet, u meer dan wat ook bezig houdt, is mensen te zien die weliswaar het eigendom van de Heer zijn, maar slechts half leven of bijna helemaal geen teken van leven vertonen. Hun christenleven, hun christendom bestaat voornamelijk uit vormen en traditie. Ze kennen niet dat liefdevolle doorgaan met de Heer, dat gekenmerkt wordt door leven. Die afwezigheid van dat leven veroorzaakt de grootste moeilijkheden. Je kunt hen niets duidelijk maken, je kunt hen niet helpen. Een levensbasis waarop je verder kunt bouwen ontbreekt hun. Dit wordt een grote last voor je en je weet dat de vijand dit gedaan heeft. Hij die de macht over de dood had, beïnvloedt hen ten kwade en maakt van hun leven een leven van gebondenheid en doet het zoveel mogelijk teniet. Leven voor God en Hem voldoening geven betekent dat het leven van Gods volk u buitengewoon ter harte gaat. “Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed”, heeft de Here Jezus gezegd. Dan moet de gemeente het vat, het kanaal van dat leven zijn. De belangen van de Heer moeten haar ter harte gaan. Ze moet het verlangen van de Heer delen, dat dit leven in overvloed gekend zal worden. Zo wordt Gods hart bevredigd.
Nog een woord tot besluit. Wil de gemeente bijdragen aan Gods heerlijkheid en heeft zij het verlangen werkelijk stralend te zijn, dan zal zij diep moeten beseffen wat de heerlijkheid van God is. De heerlijkheid van God is de heiligheid van God, de zedelijke uitmuntendheid en volmaaktheid van God, de waarheid die Hij is en de reinheid die Hij is. De heerlijkheid van God is Zijn natuur en bijdragen aan die heerlijkheid betekent dat we een diep besef van Gods heiligheid moeten hebben. Zo diep dat, als er iets onheiligs in ons midden gebeurt, dat een kwelling voor ons is, een diepe droefheid. Het is als een kwaad¬aardige ziektekiem die in het lichaam terechtgekomen is en daar vernieling aanricht en ontregeling en pijn veroorzaakt. Als zo’n ziektekiem een gezond menselijk lichaam binnendringt, begint het hele organisme te werken om het eruit te krijgen, het te overwinnen. Dat is gezondheid. Gezondheid is de kracht, de vitaliteit, de energie in een lichaam om de invasie van ziektekiemen te overwinnen. Wat waar is op het lichamelijke vlak moet ook waar zijn op het terrein van het geestelijke, in het lichaam van Christus. Het kenmerk van onze gezondheid is dat, als er iets kwaadaardigs onder ons komt en binnendringt, we dat weten in de geest. We reageren meteen, we dulden het niet, we doen ons best het weg te werken. We brengen het voor Gods aangezicht, omdat we ons er innerlijk zorgen om maken.
De gemeente in Corinthe verkeerde in een slechte geestelijke gezondheidstoestand, omdat ze het kwade in hun midden niet ernstig namen, tot de apostel er een ernstige brief over schreef, een hele strenge brief. Ze reageerden niet spontaan op dat kwade. Pas toen ze door de apostel daartoe aangespoord en vermaand werden kwamen ze in actie. Maar een gezonde gemeente beseft meteen dat er iets mis is, net als een gezond lichaam. Ze beseft dat er iets is wat tegen de heerlijkheid van God ingaat en gaat staan en zegt: “Dit mag niet! Dit maakt dat waarvoor wij hier juist zijn, kapot. We verliezen onze roeping als dit er blijft. Wij zijn hier immers ter verheerlijking van God en dat betekent dat we Zijn hart bevredigen.”
Moge de Here Zijn woord in ons hart spreken.


HOOFDSTUK DRIE

HET LEVEN IN DE GEEST

Lezen: Mat. 3:16; 4:3,8-10; 6:13; Rom. 8:14; Hand. 2:2-4,36

In het eerste schriftgedeelte zien we de link tussen de heilige Geest en het zoonschap. We zien daar de Geest neerdalen op de Here Jezus en een stem uit de hemel zegt: “Deze is mijn geliefde Zoon.” Die waarheid komt opnieuw naar voren in het gedeelte uit Romeinen 8: “Want allen die door de Geest Gods geleid worden zijn zonen Gods.” In het tweede schriftgedeelte, Mattheüs 4, wordt de Zoon, onder de heerschappij van de Geest, in de woestijn geleid. Het resultaat van deze leiding van de Geest was een machtige overwinning voor de rechten van God. “De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel Hem met rust.” Dat was de uitkomst van die strijd en het betekende de overwinning in de handen van de Zoon onder de heerschappij van de Geest.
Waar het ons nu om gaat en wat de Heer ons wil laten zien is wat een leven of een gemeente doet, die geleid en geregeerd wordt door de heilige Geest, doet en wat het betekent om persoonlijk of gezamenlijk geleid te worden door de heilige Geest. Met andere woorden: wat zijn de kenmerken van het zoonschap. Hier moeten we beginnen. Zoonschap blijkt uit het feit dat we geleid worden door de Geest. Hoe weten we dat we zonen zijn? Wat is het bewijs van zoonschap? Op welke wijze openbaart het zoonschap zich en hoe wordt het uitgewerkt? Het Woord van God zegt het heel helder en klaar: door de Geest geleid worden. Zo was het ook bij de Here Jezus. Het kenmerk van Zijn zoonschap was dat Hij geleid werd door de Geest. Bovendien zijn de woorden in Romeinen 8:14 heel duidelijk. Hoe belangrijk is het daarom dat we zowel de Geest hebben als door de Geest geleid worden. Dat is fundamenteel voor alles. Als we dit werkelijk verstaan, is het ongelofelijk waardevol. Ik wil het nog eens zeggen: de basis, het fundament van alles wat onze relatie met God en Gods voornemen betreft, is de aanwezigheid en de heerschappij van de heilige Geest. Die heerschappij betekent en gaat er uiteraard van uit dat de heilige Geest absoluut Heer is, omdat de heilige Geest alleen komt op basis van de dood, de begrafenis en de opstanding. Toen Jezus gedoopt werd en uit het water kwam, kwam de heilige Geest op Hem. De doop is, zoals we allen weten, een getuigenis van het feit dat elke heerschappij verbroken is, hetzij de heerschappij van satan, hetzij die van de wereld of die van het zelfleven. We zijn vrij. Onze opstanding, die uitgedrukt wordt door het opkomen uit het water van de doop, betekent dat we levend zijn, maar dan alleen levend voor God. Dit is de basis waarop de Geest als Heer binnenkomt. Zo wordt Hij de basis van alles in onze relatie met God en Gods voornemen. Wat we nu willen zien is wat dat eigenlijk betekent.

Geestelijke leiding

Hierbij doen zich heel veel vragen voor, vragen die men ons vaak stelt. Soms lijken het theoretische vragen, technische vragen over het christelijke leven. Nu kunnen we op zo’n vraag wel een zogenaamd technisch antwoord geven, een bijbeltekst of een bepaalde interpretatie. Maar ik betwijfel of zo’n antwoord wel echte hulp biedt. Ik denk dat er een antwoord is dat dieper gaat en veel meer bevredigt.
Ik wil hier een vraag beantwoorden die me onlangs gesteld is. Hopelijk kan het antwoord ook anderen helpen. De vraag ging over het verschil tussen ziel en geest en de plaats die de ziel gaat innemen in het leven hiernamaals. Heeft die nog een plaats of houdt de ziel op te bestaan? Zo’n vraag kun je beantwoorden met bijbelverzen, maar ik geloof niet dat dat de meeste hulp biedt, omdat het naar alle waarschijnlijkheid nog meer vragen oproept. Ik ga deze vraag daarom op een andere manier beantwoorden, omdat we, hoewel we nu niet spreken over het onderwerp ziel en geest, zoeken naar een principe van geestelijke leiding, de wet van het zoonschap.
Ik zou u willen vragen: Wat is uw ervaring als kind van God op dit punt van ziel en geest? Misschien zijn die woorden te technisch. Ik zal het wat eenvoudiger zeggen. Wat is uw ervaring met betrekking tot dat aspect van uw leven dat rechtstreeks contact heeft met de Heer (ik denk dat ieder kind van God in enige mate een bewust leven met de Here moet hebben) en die andere kant van uw leven, waarvan u weet dat u dat zelf bent, niet de Heer, uw natuurlijke leven. Aan de ene kant uw geestelijk leven en aan de andere kant uw natuurlijke leven. Wat gebeurt er als u zich als kind van God, al is het maar een paar stappen, begeeft op het terrein van uw natuurlijke leven? Dat kan u overkomen door een misstap, door ergens iets toe te geven – de apostel noemt dat “op een overtreding betrapt worden” – hoe dan ook, u valt op datzelfde moment terug in het natuurlijke leven. Of het natuurlijke leven steekt de kop op en krijgt tijdelijk zijn kans, brengt zichzelf naar voren en gaat overheersen. Wat voor uitwerking heeft dat op u? Als u een waar kind van God bent en werkelijk verlangt met de Heer te leven, dan heeft u een heel beroerde tijd. Het is niet alleen maar een kwestie van uw geweten. Ieder mens kan problemen krijgen met zijn geweten. U weet dat er andere factoren meespelen, dat u de Heer bedroefd hebt, dat er iets tussen u en de Heer kapot is. Dat is veel meer dan alleen je geweten. U hebt een beroerde tijd en daar reageert u op. U haast zich om weer aan de andere kant te komen. U probeert uw geestelijke grond zo gauw mogelijk weer terug te krijgen met spijt en berouw. Wat is er gebeurd? U bent uit dat leven van uw geest in zijn eenheid met God terechtgekomen in uw ziel. U hebt een les geleerd. U vraagt zich af: “Hoe kwam het dat ik hier uitgleed? Hoe kan ik dit verklaren? Ik zal me er voortaan biddend voor wachten. Ik weet nu wat dat betekent.” Dat wil niet zeggen dat je nooit meer op dezelfde wijze uitglijdt, maar als u doorgaat ontgroeit u dat punt geestelijk. Wat er eigenlijk plaats vindt is dat u in de geest de heerschappij over de ziel over¬neemt. Uw ziel wordt niet vernietigd, maar u brengt hem onder de heerschappij van de geest en zo wordt hij uw dienaar. Heel vaak is de oorzaak van het struikelen slechts de boze vorm van een noodzakelijke reactie. Neem boosheid bijvoorbeeld. U werd boos, maar u werd boos in uw natuur, in uw natuurlijke leven. Omdat er eigenbelang of een ander zelf-element in uw boosheid was, had u zo’n beroerde tijd. Boosheid op zich is niet iets verkeerds. God wordt genoemd: “een God, die te allen tijde toornt” (Ps. 7:12). “Geraakt gij in toorn, zondigt dan niet” (Ef. 4:26). Toorn is niet slecht. Daarom hoeft u uw ziel niet uit te schakelen zodat er geen toorn meer bestaat. Ik neem toorn als voorbeeld, maar u kunt elk punt nemen en ontdekken dat de ziel zelf niet wezenlijk slecht is. De slechtheid zit hem in het boze principe dat er vat op kreeg.
Wat moet u nu doen? In de geest gaat u het boze principe vernietigen en zo krijgt u heerschappij over uw ziel, zodat uw toorn u gaat dienen. De liefde heeft misschien persoonlijke elementen, maar u gaat de liefde niet vernietigen omdat u merkt dat de liefde u soms op het persoonlijke vlak laat struikelen en u op een dwaalspoor brengt. U gaat dat boze principe vernietigen door de kracht van de dood van Christus en brengt uw ziel onder de heerschappij van de geest. Dan hebt u lief door uw geest; u staat boven de liefde. Waar het mij om gaat is niet zozeer het verschil tussen ziel en geest, maar iets wat te maken heeft met de heilige Geest.

De heilige Geest als onderpand

De heilige Geest is een absolute noodzakelijkheid, maar let op hoe de Schrift het formuleert: “… verzegeld met de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis” (Ef. 1:14). Wat betekent dat? Als de heilige Geest de energie is, de kracht waardoor we doen waar ik over gesproken heb, dan verwijst Hij ergens naar als onderpand van iets dat nog gaat komen. Waarnaar? Welnu, Hij verwijst naar een tijd dat u en ik in de geest onze zielen volkomen en volmaakt onder onze beheersing hebben. Niet vernietigd, maar volmaakt onder onze beheersing. Ik geloof niet dat wij in het opstandingsleven, in het leven hierna, slechts naakte geesten zijn. Wij zijn dan mensen met een ziel, maar zonder het boze principe. De ziel heeft het niet meer voor het zeggen. Door middel van de geest zullen we dan de heerschappij hebben over ziel en lichaam. Zo zullen we dan genieten van de volmaakte mens. De mens is niet iets tijdelijks. Hij is een idee van God dat eeuwig is.
U ziet nu het principe. Maar alle vragen zijn beantwoord als we zien waar het om gaat. De vraag, in het algemeen gesteld, is: wat doet de heilige Geest in ons? Hoe leidt Hij ons? Wat betekent het praktisch gesproken voor ons om dagelijks door de Geest geleid te worden? Dat is veel meer dan: “Heer, zal ik hierheen of daarheen gaan? Moet ik dit doen of dat?” Dat is slechts een klein onderdeel van het geleid worden door de Geest. De Geest woont in ons om ons te leiden in de praktische dingen van het leven ook zonder dat we Hem zulke vragen stellen. Hij toont ons de weg en zegt: “Nee, dàt is niet de weg, dít is de weg.” We weten dat, niet omdat Hij het ons aanwijst, maar door Zijn effectieve werking in ons. Onze reacties, als van ware kinderen Gods, zijn het werk van de Geest. Het innerlijk terugdeinzen van wat we tot onze schade aangeraakt hebben, is de energie van de Geest in ons, die ons leidt. Het is verschrikkelijk voor elk kind van God als hij zover komt dat hij gewoon kan toegeven, zonder die innerlijke reactie. De vijand zou graag willen dat wij, vanwege ons falen, zouden zeggen: “Het heeft geen zin, wij geven het op!” Als we ons op het natuurlijke vlak begeven en we voelen ons dan beroerd, dan is dat het heerlijke bewijs van zoonschap. Spreek niet lichtvaardig over uw falen, maar pas op dat de vijand het niet gebruikt om u met uzelf bezig te doen zijn en u somber te maken. Vergeet dan niet dat de Geest in u het levende besef creëert van wat niet en wat wel in overeenstemming is met Gods gedachten. Dat zijn zonen Gods, die op deze wijze door de Geest van God geleid worden.
Zo beantwoorden we al onze vragen, door te zien wat het betekent dat de heilige Geest in ons is. Wat wijst de heilige Geest aan? Wat wil de heilige Geest vandaag tot mijn geest zeggen? Dat is een onderpand ergens van. Als we dat volgen, gaat het groeien en zich ontwikkelen en brengt het me ergens heen. Als ik dat principe huldig, beantwoordt het al mijn vragen. Ben ik te moeilijk geweest in mijn formulering? Luister dan naar de Geest, kom onder de heerschappij van de Geest en als dan de heilige Geest u tegenhoudt, u aanspoort, in u werkt, u vreugde geeft in uw hart of juist het tegenovergestelde, wees dan opmerkzaam. De heilige Geest wil u ergens heen leiden. Hij heeft een doel voor ogen. Ik interpreteer alles in mijn leven door die aanraking van de Geest en dat beantwoordt al mijn vragen. Als de Geest vandaag mijn sterfelijk lichaam aanraakt met Zijn levende vinger en mij nieuwe kracht schenkt, trek ik daaruit niet meteen de conclusie dat ik onsterfelijk geworden ben wat mijn lichaam betreft. Maar ik kan wel zeggen: “Zo zal mijn opstandingslichaam zijn in volheid. Het is de vervulling van de aanraking die ik nu ervaren heb. Wat heerlijk om dat leven in je te bespeuren, maar de tijd komt dat dat leven volledig ontwikkeld is en er niets anders meer is dan goddelijk leven. Ik heb de Geest als onderpand.” De heilige Geest behandelt ons als zonen Gods en wijst erop hoe het zal zijn als het zoonschap geopenbaard wordt (de dag van het openbaar worden van de zonen Gods) en de schepping bevrijd wordt van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid.
Dat zijn allemaal details. Laten we nu terugkeren tot het fundament. Wat is dat? De heilige Geest is de basis van alles. We komen nergens zonder de heilige Geest. We zullen nooit iets weten zonder de heilige Geest, we zullen nooit iets bereiken in het voornemen van God zonder de heilige Geest. De heilige Geest moet een bewust leven zijn in ons, in toenemende mate, zoals bij een baby. De baby heeft in het begin heel weinig zelfbewust leven. De meeste dingen worden voor hem gedaan. Maar al gauw zijn daar de eerste tekenen van bewust leven. Ineens richt het kind zijn ogen ergens op, het ziet iets. Vanaf dat moment merkt het de dingen op. Het begrijpt ze niet, maar het is zich bewust van een voorwerp en kan er de ogen niet van afhouden. Na verloop van tijd zoekt hij het. Het zelfbewuste leven is begonnen en vanaf die tijd groeit dat. Zo is het ook in het geestelijk leven. In het begin wordt bijna alles van buitenaf voor ons gedaan, hoewel er een vaag besef is van een nieuw, zelfbewust geestelijk leven. Maar naarmate we groeien, moet de aanwezigheid van de Geest steeds bewuster de heerschappij hebben. Zij die door de Geest van God geleid worden, zijn zonen Gods. Dat is het fundament, het is het fundament van groei, van inzicht, van Gods voornemen, van alles wat met onze relatie met God te maken heeft.
Vergeef me dat ik zo lang stil sta bij elementaire dingen. Maar als we dit zien, is het de sleutel tot alles. We willen niet langer zo’n antwoord op onze vragen hebben dat ons verstand bevredigt, maar we willen een geestelijk antwoord. Dat antwoord vinden we in datgene waarmee de heilige Geest op dit moment in ons leven bezig is. Waar is Hij mee bezig en wat is daar het doel van? Als Hij iets verkeerds of twijfelachtigs bij ons aanwijst, welk doel heeft dat dan? Het doel is heiligheid, volmaakte heiligheid. Dat vraagt nogal wat tijd, want er zijn zoveel dingen in mijn leven die Hij moet aanpakken. Maar het einddoel, als dat bereikt wordt, is een heilig mens. Daarom is de Geest het fundament.

Aanpassingsvermogen

In dit verband willen we nog enkele dingen noemen. In de eerste plaats dit: een kenmerk van zoonschap of van een leven geleid door de Geest is aanpassingsvermogen. Dit houdt in dat niets af is. Als we onder de heerschappij van de heilige Geest staan, komen we nooit op het punt waar we niet verder hoeven te groeien of waar we niet nog meer licht kunnen ontvangen. Een leven geleid door de Geest kan nooit stagneren of gefixeerd raken. Zo’n leven is nooit af. Ik heb het nu niet over de grote, vaststaande geloofswaarheden, waar niets meer aan toegevoegd kan worden. Wat Christus voor ons gedaan heeft en wat Hij is staat vast voor altijd. Maar ik spreek nu over ons inzicht, onze kennis, onze groei, onze relatie ten aanzien van deze dingen en over onze positie. Hierbij moeten we altijd open staan voor meer licht en misschien wel voor drastische veranderingen. In het traditionele christendom hebben we min of meer een vastomlijnd geheel, afhankelijk van het kerkgenootschap. Je bent het daarmee eens en bent lid. Dat is je wereld, je grens. Misschien zijn we erin geboren, of er later in gekomen, maar die vastomlijnde positie is voor ons bepalend. Dat wil zeggen dat binnen die positie bepaalde dingen op een bepaalde wijze worden geïnterpreteerd en andere dingen worden altijd zus of zo gedaan. Men groeit daarin vast. Ik heb vaak deze reactie gehoord: “Ja, maar zo ben ik niet grootgebracht. In onze kerk zien wij en doen wij dat anders.” Dat is een vaste positie, in tegenspraak met de heilige Geest en met zoonschap. Het doet er niet toe welke positie het is, maar het zou kunnen zijn dat als u werkelijk onder de heerschappij van de heilige Geest komt, de Geest van het zoonschap, er heel wat veranderd moet worden in uw leven. Dat u niet langer dit of dat kunt zijn maar met God verder gaat. Aanpassingsvermogen is een kenmerk van het zoonschap. Aangezien de heilige Geest nog niemand van ons in een eindpositie gebracht heeft, is het nog nodig meer licht en inzicht te ontvangen. We kennen nog niet alle wegen van God.
We mogen niet uit het oog verliezen dat er een groot verschil is tussen Gods toelatende wil en de hele wil van God. Als we terugkijken op ons leven geloven we dat bepaalde stappen die we genomen hebben in Gods wil voor ons waren. Toch moeten we vaak later die positie waarin we toen kwamen afwijzen, volkomen veranderen en aanpassen. Maar dat betekent niet dat het niet Gods wil voor ons was dat we die stap genomen hebben. De Here kan ons op een bepaald moment in Zijn toelatende wil op bepaalde wijze leiden, omdat het de enige manier is waarop we bepaalde dingen kunnen leren. Maar dat betekent niet dat God wil dat we daar voor altijd blijven. Dat God ons op bepaalde wijze geleid heeft, betekent niet dat we nooit meer hoeven te veranderen. Als we niet durven veranderen is dat gebondenheid. Als zonen kunnen we vrij zijn van elke gebondenheid. Dat betekent dat we ons moeten kunnen aanpassen, vrij zijn om te veranderen, niet gebonden door enige gedachtengang die verhindert dat we veranderingen toepassen zoals we door de Geest geleid worden. Elk leven dat door de Geest geleid wordt, kent geweldige veranderingen. Wat nooit in onze gedachten op zou komen, is nu werkelijkheid geworden. De basis van het leven is de heilige Geest en de Geest die zoonschap in ons voortbrengt verlangt dat u en ik flexibel zijn. Als we dat niet zijn, komt er stilstand. We zijn gebonden, we worden beperkt. De Here Jezus was flexibel onder de leiding van de heilige Geest. Hij hield Zijn broers niet voor de gek toen ze Hem vroegen of Hij mee ging naar het feest en Hij zei: “Nee, gaan jullie maar, Ik ga niet.” Maar toen ze waren opgegaan, ging Jezus toch. Hield Hij ze voor de gek? Bedoelde Hij: “Wel, Ik ga liever alleen, Ik probeer jullie kwijt te raken”? Hij had op dat moment niet het getuigenis van de Geest dat Hij moest gaan en daarom weigerde Hij, met het risico dat ze Hem verkeerd begrepen. Maar toen zij waren opgegaan, kreeg Hij kennelijk het getuigenis van de Geest dat Hij ook op moest gaan. Hij zei toen niet: “Ik heb hen gezegd dat Ik niet zou gaan. Nu denken ze dat ik hen voor de gek gehouden heb, dat ik niet met hen mee wilde.” Nee, Hij liet zich leiden door de Geest en liet de gevolgen aan de Vader over. Hij werd niet belemmerd door overwegingen van wat de mensen zouden denken en zeggen. Hij hoefde alleen maar trouw te zijn aan de Heer. Je aanpassen, zelfs al is het binnen een uur, dat is leven in de Geest, dat is zoonschap.
Dit is de basis voor de overwinning over de duivel. We kunnen de satan niet anders verslaan dan op deze grond van een wandel in de Geest, van geleid worden door Hem. Moge de Here ons inzicht geven in deze elementaire dingen van ons leven met Hem.


HOOFDSTUK VIER

DE EERSTE EN DE LAATSTE ADAM

“Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest … De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen. En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen” (1 Cor. 15:45,47-49).

Hier zien we een belangrijk onderscheid en enkele definities, die voor ons geestelijk inzicht en groei van het grootste belang zijn. Er is één overeenkomst, maar verder zijn het tegenstellingen.

Adam, een type van Christus

De ene overeenkomst is de naam – Adam, de eerste Adam en de laatste Adam. Deze twee zijn ieder het hoofd van een ras. God heeft ze als zodanig aangesteld. Ze zijn beiden Hoofd. We komen hier nog op terug, maar we willen nu eerst over de verschillen spreken, en die zijn enorm.

Het radicale verschil tussen Christus en Adam

Uiteraard zijn we het er over eens dat er een heel groot verschil is tussen Adam en Christus. Maar het betekent meer dan we waarschijnlijk vermoed hebben. Dit gedeelte is van buitengewoon groot belang. Wat ik bedoel is het volgende: veel christenen hebben het idee dat Gods bedoeling met de verlossing van de mens is dat die terug komt op de plaats waar Adam was vóór de val. Denkt u dat ook? Dan hebt u het helemaal mis. Dat is Gods bedoeling hele¬maal niet. Hij maakt ons niet gelijkvormig aan de eerste Adam, zoals hij voor de zondeval was. Hij gaat oneindig veel verder dan een zondeloze Adam. God heeft Iemand van een totaal andere orde dan de zondeloze Adam. De eerste Adam was een levende ziel, de laatste Adam is een levendmakende Geest. De eerste Adam was uit de aarde, aards. De laatste Adam of de tweede mens is uit de hemel, hemels. Daarom: “gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij (kanttekening K.J.: zo laat ons) het beeld van de hemelse dragen.” De kanttekening suggereert dat niet allen het beeld van de hemelse zullen dragen. We moeten dit bevestigen. Maar laten we dit even laten rusten en eerst zien wat deze tekst betekent.
Deze hemelse Mens, deze laatste Adam, deze levendmakende geest, is van een totaal andere orde dan de zondeloze Adam, van een veel hogere orde. Nu betekent dat niet dat de eerste Adam, als hij gehoorzaam gebleven was, niet op een gegeven moment veranderd zou zijn naar de hemelse orde. Maar daar gaat het nu niet om. Dat zou hebben kunnen gebeuren. Maar helaas gebeurde er iets anders en daarom bleef Adam behoren bij een bepaalde orde. Maar niet Gods volledige orde, niet Gods volle gedachte. Het was niet het doel waar God naar toe werkte. God heeft iets dat oneindig veel groter is dan de zondeloze eerste Adam. Zijn laatste Adam, Zijn tweede mens, is een hemelse orde, een geestelijke orde, en – prijs God – een orde die de dood niet meer kent. Daar gaat het om in 1 Corinthe 15. Het is het hoofdstuk van de opstanding en wat de volgorde in de opstanding is. Het gaat er over wat het opstandingslichaam is. Het laat ons zien dat de opgestane mens, in tegenstelling tot de eerste Adam, geen vergankelijkheid kent. Daarom staat er van de laatste Adam geschreven: “Gij zult niet toelaten dat uw heilige de verderving zie” (Ps. 16:10b, S.V.). Ziet u het geweldige verschil? Laten we daarom niet terugvallen op dat niveau van een zondeloze eerste Adam. Het is misschien wel veel beter dan onze huidige natuurlijke positie, maar voor God is het niet goed genoeg. Daarom mag het ook niet goed genoeg zijn voor ons. “Laten wij daarom het beeld van de hemelse dragen.” Dit is het eerste wezenlijke en grote verschil tussen de eerste en de laatste Adam.

Gelijkvormig aan het beeld van Gods Zoon

Dit maakt duidelijk wat Gods doel is. Nu God de Here Jezus tot Hoofd van Zijn nieuwe schepping, Zijn nieuwe mensenras, gemaakt heeft, is het Zijn doel dit ras gelijkvormig te maken aan het Hoofd. Christus wordt zo het ene doel dat God voor ogen staat en waar al Gods werk op gericht is. In de eerste schepping waren al Gods werken erop gericht en liepen daarop uit, dat de mens naar Zijn beeld en gelijkenis naar voren gebracht werd. De Here is nu aan het werk in de nieuwe schepping, in u en mij, om ons gelijkvormig te maken aan het beeld van Zijn Zoon. God heeft slechts één werk te doen en dat is Zijn werk. Dat moeten we beseffen als we inzien dat God probeert iets te doen. De Here is aan het werk. We zien misschien niet wat Hij op dit moment aan het doen is, maar als we die ene allesbeheersende vraag stellen: “Wat verlangt de Here nu te doen?”, is er maar één antwoord. Dat antwoord omvat iedere methode, ieder middel, elk belang van God. Je kunt het terugbrengen tot dit ene eenvoudige, allesomvattende: Hij verlangt Zijn Zoon in ons te reproduceren, ons gelijkvormig te maken aan het beeld van Zijn Zoon.
Van eeuwigheid af heeft God dat grote verlangen gehad om Zichzelf uit te drukken. Alles wat geschapen is, is Gods manier om Zich uit te drukken. Als we nu naar de Here Jezus kijken, zien we dat God Zijn verlangen realiseert. Als we dan kijken naar Zijn werk in ons, zien we hoe Gods verlangen zich uitbreidt om, verder dan in de individuele persoon van de Here Jezus, Zich ook in de gemeente, die Zijn lichaam is, te reproduceren. Dat wil zeggen dat de gemeente tot een uitdrukking van Christus gemaakt wordt. Dat is heel eenvoudig en heel elementair, maar het is deze hemelse orde, waarvan Christus het Hoofd is, die God verlangt tot stand te brengen in een nieuw mensenras.

Een levendmakende geest

Het volgende punt is dat de laatste Adam een levendmakende geest is. Dank God daarvoor! Adam kon zich alleen naar zijn aard voortplanten. Zijn aard was van een aardse orde, een orde van de ziel. Hij kon niets voortbrengen naar Gods volledige en uiteindelijke gedachte. Hij kon zich onmogelijk voortplanten in een orde die boven zijn eigen niveau uitging. Zelfs voor de zondeval kon hij dat niet. De Here Jezus is door dezelfde wet gebonden, maar het verschil is dat Hij als levendmakende geest, als Hij naar Zijn eigen aard voortbrengt, macht heeft het goddelijke voornemen tot stand te brengen, doordat Hij deze hemelse, geestelijke orde voortbrengt.
Dit brengt ons terug naar de evangeliën. Daar vinden we alle goddelijke principes in de kiem. In Mattheüs 3 komt de Here Jezus uit het water te voorschijn, beeld van het graf, waarin het ene menselijke geslacht aan de kant gezet wordt en weggedaan uit Gods oog, en het nieuwe geslacht zichtbaar wordt in Zijn nieuwe Hoofd, Jezus Christus. Zodra dat Hoofd en dat geslacht te voorschijn komen, daalt de Heilige Geest op Hem neer. Vanaf dat moment is iedere beweging, ieder woord en elk moment in Zijn leven door de kracht en de leiding van de Geest. Het eerste dat we dan in Mattheüs lezen is: “Toen werd Jezus door de Geest … geleid”, en zo bleef het tot het einde van Zijn leven. We zien dus het nieuwe menselijke geslacht dat zijn begin heeft in zijn Hoofd. In eenheid met Hem, niet als twee verschillenden, wordt de Geest met de Zoon de krachtbron waardoor het einddoel bereikt zal worden – een levendmakende geest. De Here Jezus in ons, de Heilige Geest in ons – dat betekent hetzelfde – is de krachtbron om voort te brengen naar Zijn aard. Dat maakt een hemelse orde mogelijk.

De betekenis van de doop

Dit woord brengt ons terug naar onze geestelijke kinderjaren, en heeft alles te maken met ons getuigenis in de doop. Het gaat in een doopdienst niet slechts om een stap van gehoorzaamheid in het volgen van Jezus. We leggen getuigenis af van het geweldige feit dat de schepping waarvan wij van nature deel uitmaken, niet langer de schepping is waarin wij willen leven. Het is een afgesloten gebied. God Zelf heeft het afgesloten. Dat is gebeurd door begrafenis. Nu wordt er maar Eén gezien, het Hoofd van het nieuwe mensdom, de Here Jezus. We worden in Hem gedoopt en als ons Hoofd beheerst Hij al onze belangen en verlangens. Het enige waar het op aan komt is dat we gelijkvormig worden aan Zijn beeld, dat we zijn zoals Hij is, van dezelfde orde, hemels en geestelijk, in het diepst van ons wezen. Als u dieper op het Woord ingaat, zult u zien dat alles waar God Zijn zegel op drukt, te maken heeft met het Hoofd-zijn van de Here Jezus. Dat was het geval met Pinksteren. We hebben ons in deze bijbelstudie afgevraagd hoe een gemeente of een leven, geleid door de heilige Geest, zal handelen. Met Pinksteren kwam de Geest op de gelovigen en zij stonden op en begonnen te spreken. En door de heilige Geest geleid en beheerst zeiden ze: “God heeft Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt” (Hand. 2:36). God heeft Hem tot Heer gemaakt en door de kracht van dat getuigenis kwamen duizenden mensen tot overtuiging van zonde. Er was een nieuwe schepping gekomen en velen werden die dag geboren. De laatste Adam zag die dag Zijn zaad van boven geboren worden. Gods getuigenis en bevestiging is altijd en alleen op grond van de erkenning van Jezus Christus als Hoofd en Heer. Wij zullen nooit tot deze volheid komen tenzij Jezus Heer is. We worden gezegend als we Hem als onze Heiland kennen, maar de volheid komt pas als Hij tot Heer gemaakt wordt. Dan gaan we binnen in de hemelse dingen en worden gelijkvormig gemaakt aan Zijn beeld.


HOFDSTUK VIJF

DE KENNIS VAN DE HERLIJKHEID GODS

Lezen: Mat. 3:16-17; 4:10; Gen. 1:1; 2 Cor. 5:17,18; Gen. 1:3; 2 Cor. 4:6; Gen. 1:4; Col. 1:13; Gen. 1:6;
Col. 3:1-3.

De nieuwe schepping in Christus

We hebben in Mattheüs 3 gelezen over de doop van de Here Jezus en hoe de heilige Geest daar op Hem kwam. Daar wordt de nieuwe schepping in Christus geïntroduceerd. Ik wil nogmaals onderstrepen dat de nieuwe schepping in Christus is, of, met andere woorden, Christus is Gods nieuwe schepping. Alles wat deel uitmaakt van Gods scheppingsaktiviteit wordt in de Here Jezus Christus gevonden. Wanneer Hij uit de Jordaan, beeld van de dood, omhoog komt en de Geest op Hem neerdaalt, doet God door Zijn Geest in dit beeld een nieuwe orde ontstaan, die uitgedrukt en belichaamd wordt in de Here Jezus. Vanaf dat moment wordt alles een toenemende ontwikkeling en ontsluiering van de nieuwe schepping, door de heilige Geest – die al in den beginne, zwevend (of broedend) over de duisternis en de chaos, de uitvoerder van Gods voornemen was – die het leven van Jezus regeert. Dan hebben we gelezen dat we pas een nieuwe schepping zijn als we in Christus zijn. Met andere woor¬den, de nieuwe schepping wordt werkelijkheid voor ons als we die ervaring hebben dat we in Christus zijn gekomen, één zijn gemaakt met Christus en onze plaats en ons leven en alles in Christus hebben. Dáár wordt de volle betekenis van Gods nieuwe wereld in geestelijke zin een deel van ons. De meesten van ons zijn op de hoogte van deze eenvoudige grondwaarheden.
De bijbel begint met de woorden: “In den beginne schiep God …” Toen de schepping begon, was God daar. Alles vond zijn oorsprong in Hem. De beginne is het begin van een nieuwe wereld, een nieuwe orde. Voordat ik verder ga, wil ik deze basisprincipes graag heel duidelijk maken. God grijpt in in een chaotische situatie. De sleutel van alles is dat de Here Zelf op levende, persoonlijke, actieve wijze in die situatie binnenkomt.
Wat hier geldt voor de materiële wereld en schepping is even waar in de geestelijke ervaring. God verschijnt op het toneel, in de situatie. Er is een levende, persoonlijke, actieve God die binnenkomt in een bestaande situatie. De meesten van ons weten uit ervaring dat dit waar is. Wat is de oplossing voor alles? Wat is de sleutel voor alle problemen, de oplossing van iedere moeilijkheid? Het is dat God Zelf op persoonlijke, actieve wijze ingrijpt.
In het Nieuwe Testament, waar het om de nieuwe schepping gaat, wordt ons geopenbaard dat God Zelf in Christus op levende, persoonlijke wijze ingrijpt in het leven en de gang van zaken in deze wereld. God komt er binnen in de persoon van de Here Jezus Christus. In Hem is alles wat in de nood van elke situatie voorziet. Hem kennen in die situatie is de weg naar die volmaakte orde, die heerlijke wereld die in elk opzicht een uitdrukking is van Gods heerlijkheid.
We hebben in 2 Corinthiërs 4:6 dit gelezen: “… het licht van de kennis der heerlijkheid Gods” (Eng. vert.) De kennis der heerlijkheid Gods. Sta daar eens bij stil. De heerlijkheid van God, de kennis van die heerlijkheid van God, het licht van de kennis van de heerlijkheid van God: daar gaat het om. God verlangt zich bekend te maken in heerlijkheid, tegenover een situatie zoals we die aantreffen in Genesis 1:2: “De aarde nu was woest en ledig en duisternis lag op de vloed.” Dit sprak van een nog diepere geestelijke duisternis die over de schepping was gekomen. Zo zal deze verschrikkelijke chaos en duisternis en wanorde die in ieders hart is, in de gevallen menselijke natuur, plaats maken voor een openbaring van de heerlijkheid van God. Wij zullen de heerlijkheid van God kennen. Hoe? Door wat Hij doet. U kunt nooit iemand echt kennen los van wat hij doet. Misschien is hij de bekwaamste, knappe kop in deze wereld, maar als hij in een ver afgelegen plaats zou zijn, buiten de rest van de wereld, zou je nooit iets weten over zijn bekwaamheid. Pas als zo iemand in aanraking komt met de wereld en zijn bekwaamheid uitdrukt in wat hij doet, kom je te weten wat hij is. God verlangt dat de heerlijkheid die Hij bezit gekend zal worden, aan het licht gebracht en wel door wat Hij doet in de bestaande situatie.
In den beginne … God, en nu in nieuwtestamentische termen. In den beginne … God in Christus. U denkt misschien dat u daar niet veel verder mee komt, maar ik wil graag dat u heel duidelijk ziet wat ik bedoel, namelijk dat de komst van de Here Jezus op het wereldtoneel de volle belichaming is van alles wat op een nieuwe wereld, vol van de heerlijkheid Gods, uitloopt. Geliefden, als de Here Jezus in ons is en wij in Christus zijn, dan is dat de volledige goddelijke heerlijkheid. Nu moet dat nog in toenemende mate uitgewerkt, ontdekt en gekend worden, maar alles is in Hem. God was op de zesde of zevende dag niet groter dan op de eerste. Alles was daar in Hem voordat Hij begon. De Here Jezus, God in Christus, in een situatie, betekent dat alle volheid van goddelijke mogelijkheid daar aanwezig is en het heerlijke einde is er reeds. Als deze hele wereld veranderd is naar Zijn beeld is de Here Jezus niet groter dan vandaag, niet groter dan Hij nu in uw hart is. Als Hij er is, hebt u een nieuwe wereld. De reden waarom ik dit benadruk is dat het er om gaat dat u de Here Jezus Zelf hebt en geen dingen. We willen dit en we willen dat en we denken dat dat allemaal deel uitmaakt van de nieuwe schepping. We willen graag heiligmaking, heiligheid en nog veel meer en daarom strekken we ons daarnaar uit. Men is gericht op allerlei verschillende dingen. Als u de Here Jezus hebt, hebt u alle dingen. Wat nodig is voor u is dat u nu ontdekt wat Christus is, wat er in Christus is. Het gaat niet om de ontdekking van allerlei nieuwe dingen, maar om een toenemende ontdekking van de Heer.
De eerste dag van de schepping betekende een openbaring van de Heer. De tweede dag een vollere openbaring van de Heer, niet van dingen maar van de Heer. Als je zo tot de zevende dag doorgaat kun je niet anders dan zeggen: “O, wat een wonderbare Heer is Hij toch! Op de eerste dag dacht ik dat Hij wonderbaar was, maar op de tweede vond ik Hem nog wonderbaarder en naarmate de dagen verstreken heb ik ontdekt dat Hij oneindig wonderbaarder is dan ik wist.” Zo is het en dat is volledig waar van de Here Jezus. Daarom schrijft Petrus: “Wast op in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus” (2 Petr. 3:18). Paulus zegt ook dat we zo naar God toe groeien. Voor ons is dat God in Christus. “Het licht van de kennis van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.”
“In den beginne schiep God …” “Wie in Christus is, is een nieuwe schepping.” Gods gedachte en bedoeling met de schepping was om overal een uitdrukking van Zichzelf te hebben, zodat Hij, op grond van wat Hij gemaakt had, gezien zou worden. De apostel schrijft: “Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien.” Deze werken tonen Gods gedachten, die anders voor deze wereld verborgen zouden zijn gebleven, door Zijn scheppingsactiviteit. God wil gekend worden door middel van de schepping. Als dat al zo is in de materiële schepping, hoe veel te meer is het dan zo in de nieuwe schepping. Als de nieuwe schepping in Christus Jezus is, kunnen we alles wat God is, en wat op andere wijze niet gekend kan worden, kennen in Christus. God heeft alles wat Hij is in Zichzelf binnen het bereik gebracht van ons geestelijk kennen, door Jezus Christus naar de aarde te zenden. Een nieuwe schepping! “Hij die mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.” Maar wat zijn er weinig die Hem gezien hebben. Vandaar dat het zo belangrijk is dat we Hem zien met de ogen van ons hart. Wat een verschil maakt dat!

Enkele kenmerken van de nieuwe schepping

1) Licht

“En God zei: Er zij licht; en er was licht.” “Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten.” Het is dezelfde scheppingsactiviteit. God zei: Er zij licht! – God heeft het doen schijnen. Wat het licht betreft is de nieuwe schepping in Christus. “Ik ben het Licht der wereld”, zei Hij, “wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben.” Ziet u, God brengt het licht, zodat wat Hij gaat doen, in het licht gedaan kan worden en gezien kan worden. Misschien werkt God in zekere zin in de duisternis. God werkt vaak in het geheim, op verborgen wijze, maar in werkelijkheid zijn al Gods werken in het licht. Hij voert Zijn werk, Zijn voornemen, uit in het licht. Met betrekking tot de nieuwe schepping in Christus is licht het eerste kenmerk. De Here Jezus is het Licht, waarin of in wie God Zijn voornemen ontvouwt. Kennis van de Here Jezus door de openbaring van de heilige Geest is kennis, in het licht waarvan God alles wat in Zijn hart leeft uit kan voeren. Ik wil proberen dit wat duidelijker te maken.
God verlangt een groot, uitgebreid en veelzijdig werk te doen, maar God kan niet alles wat in Zijn hart is verwezenlijken, tenzij er licht is, waarin het gedaan kan worden. U en ik, die deel uitmaken van Zijn schepping, hebben licht nodig, verlichte ogen, openbaring. De duisternis moet wijken, opdat God Zijn volle plan in ons kan vervullen. Daarom lezen we in het Nieuwe Testament zo vaak dat je, om Gods volle doel te bereiken, licht moet hebben, openbaring. We spreken nu niet over specifieke verlichting, maar over verlichte ogen. God wil niet verder gaan met Zijn werk zonder die verlichting. Dat kan Hij niet. Het spreekt niet vanzelf dat u alles wat God voor u bedoeld heeft, automatisch zult bereiken, tegen wil en dank. Zo gaat dat niet. De allereerste stap in de nieuwe schepping is dat de ogen geopend worden en elke volgende stap moet het gevolg zijn van nieuw licht. God moet nu eenmaal op die basis werken en alle ware ervaring bewijst dat. U en ik gaan geestelijk vooruit zodra we iets zien. Er is geen ontwikkeling tenzij we zien. Is dat niet zo? Het kan zijn dat er geruime tijd stagnatie optreedt in ons geestelijk leven en we zijn ons daarvan bewust. Dan komt er licht door de werking van de Geest en zodra we dat licht ontvangen zijn we vrij. We kunnen weer verder; we hebben terrein veroverd. Zo hoort het en zo gaat het altijd. Een nieuwe openbaring van de Here Jezus is de basis van groei naar Gods volle doel.
De Here Jezus nu is het licht, het volle licht, en alleen in Hem, in Zijn licht, in het licht van wat Hij is, kunnen wij de heerlijkheid Gods leren kennen. Dit is volkomen in overeenstemming met het Woord. “Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zoudt zien?” Er is niets zo verblindend als ongeloof en er is niets wat meer licht geeft dan geloof. De dichter Tennyson zat er ver naast toen hij zei:

“Wij hebben slechts geloof,
wij kunnen het niet weten,
want kennis komt door wat we zien.”

Wij staan buiten het Nieuwe Testament als we zoiets zeggen. Nee, er is geen grotere sleutel tot kennis dan het geloof. De Heer heeft dat heel duidelijk gezegd. “Gelooft gij dat Ik dit doen kan?” Dat is altijd de uitdaging van de Heer voordat onze ogen geopend worden, voordat Hij een werk doet, dat tot een nieuwe volheid van geestelijk leven leidt. Het is de kennis van God in het aangezicht van Jezus Christus. Wat wij nodig hebben voor onze geestelijke groei en volheid, is licht in Christus. Daarom moeten we de Here vragen ons op die weg van voortdurende en toenemende openbaring te houden. Zodra die ophoudt, houdt onze groei op. We hebben het niet over openbaring buiten de Schrift om, maar over de openbaring van Gods volheid, die gelegen is in Zijn Woord dat Hij ons gegeven heeft. We weten allemaal dat elk willekeurig schriftgedeelte, door het licht dat de heilige Geest erop werpt, steeds nieuwe en steeds heerlijker dingen kan openbaren. Wij gebruiken nu dezelfde teksten die al eeuwenlang gebruikt zijn en toch geven ze nog steeds nieuw licht. Dat is het kenmerk van de nieuwe schepping en dat is geestelijke groei, op weg naar de volheid. Wat we hebben willen zeggen is dat Gods voornemen en plannen voor ons niet verder komen, tenzij wij geestelijk licht krijgen van de heilige Geest.

2) Onderscheidingsvermogen

“En God zag dat het licht goed was en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.”
God maakte onderscheid en Hij zei: “Dit is duisternis en dat is licht.” Later zei God tegen Noach dat, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet zouden ophouden. Deze dingen blijven van elkaar gescheiden onder Gods verbond dat niet herroepen kan worden. Licht en duisternis zijn van elkaar gescheiden en dat wijst naar de nieuwe schepping. In Colossenzen 1:13 lezen we: “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.” En in 1 Thessalonicenzen 5 schrijft Paulus: “Gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe.” Hier wordt een duidelijk onderscheid gemaakt.
Ziet u het? God is niet tevreden met het scheppen van licht alleen, om verder te kunnen gaan met Zijn grote werk en voornemen. God maakt er een inzetting van: Licht is licht en duisternis is duisternis. Als je in de natuur dit onderscheid geweld aandoet, kom je in de problemen. Als je de dag tot nacht maakt en andersom, kom je na verloop van tijd tot de ontdekking dat je niet meer dezelfde energie hebt. Het herstel van energie is veel minder dan wanneer je overdag werkt en ’s nachts rust. God heeft Zijn schepping ingericht met principes en wetten en deze gelden des te meer in de nieuwe, geestelijke schepping. God zegt: “Je moet het onderscheid dat Ik gemaakt heb niet negeren. Jij behoort toe aan het licht en de dag. Je hoort niet bij de nacht en de duisternis. Je bent overgebracht en je moet inzicht hebben om te onderscheiden wat van de duisternis is en wat van het licht en ze gescheiden houden.” Het is een kenmerk van geestelijke groei als je dat kunt. Het is geestelijke vooruitgang.
Omdat u tot de nieuwe schepping behoort, hebt u het vermogen gekregen om de verschillen op te merken. U weet wat van de Heer is en wat niet, wat licht is en wat duisternis, wat tot de dag behoort en wat tot de nacht. U hebt onder¬scheidingsvermogen gekregen en u moet dat ook gebruiken. Dat is precies wat de apostel bedoelde toen hij aan de Hebreeën schreef dat de vaste spijs voor de volwassenen was, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad. Dat is volwassenheid, dat is groei, dat je je zinnen geoefend hebt, zodat je kunt onderscheiden wat bij God hoort en wat niet.
God heeft dit alles in het begin geschapen door de heilige Geest. Het is de Geest van God die verdeelt en de dingen op hun plaats zet. In de nieuwe schepping wordt de Geest van God in ons Degene die ons bekend maakt wat tot het licht behoort en wat tot de duisternis en waar de scheidslijn loopt. Dat is de betekenis van leven in de Geest. Het is heel praktisch. Zo lezen we in Hebreeën dat het zwaard des Geestes, dat is het Woord van God, scherper is dan enig tweesnijdend zwaard, en zo diep doordringt, dat het vaneenscheidt ziel en geest. De heilige Geest zegt door het Woord in feite: “Dit hoort bij de duisternis, en dat bij het licht. Sla daar acht op en haal ze niet door elkaar.” Leven in de Geest betekent dat we kunnen onderscheiden wat van de ziel is en wat van de geest, of tussen het natuurlijke en het geestelijke. Het is een levende schepping. God heeft geen schepping gemaakt van levenloze dingen als tafels en stoelen. Hij heeft mannen en vrouwen gemaakt om Zijn nieuwe schepping te vormen. Zij moeten inzicht hebben en God kunnen begrijpen. We hebben gelezen dat het gaat om de kennis Gods, de kennis van de heerlijkheid van God. Deze kennis betekent dat we onderscheid weten te maken tussen wat van God is en wat niet. Als we weten wat van God is en ons daaraan houden, gaan we meer verstaan van de heerlijkheid van God. Maar als wij dat niet onderscheiden en terechtkomen in iets dat niet van God is, verdwijnt de heerlijkheid van God uit ons hart. “God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis..

3) Hemels denken

“En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren, en dit make scheiding tussen wateren en wateren.” (Letterlijk: de wateren boven en de wateren beneden.)
Met andere woorden: daar zij iets dat bepaalt wat van boven is en wat van beneden is. Dit is slechts een uitbreiding van wat we pas gezegd hebben, maar het brengt naar voren waar de heerschappij gevestigd moet zijn. De heerschappij dient boven te zijn. Er is onderscheid en een kloof. Dit vinden we in het Nieuwe Testament in Colossenzen 3:1-3: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.”
Waar bent u voor gestorven? Voor die oude schepping, die bij de eerste mens hoorde, die van de aarde was, aards. U bent opgewekt en hoort nu bij de tweede Mens, die hemels is. “Hoedanig de aardse is, zodanig zijn ook de aardsen, en hoedanig de hemelse is, zodanig zijn ook de hemelsen” (1 Cor. 15:48 S.V.).
Twee mensen, twee ordes. Daar moet een ruimte tussen zijn, een firmament en wij moeten ons volkomen laten leiden door wat boven het firmament is. Dat opent een geweldig terrein. Het brengt ons bij Ezechiël, waar we lezen dat er boven het uitspansel een troon was en op die troon een gedaante, die er uitzag als een mens (Ez. 1:26). De rest van het boek is een uitwerking en gevolg daarvan: een Mens op de troon boven het uitspansel. Is dat ook niet zo in de nieuwe schepping, toen die begon in Handelingen 2? Daar ontstaat een nieuwe schepping, de gemeente, omdat er een Mens is boven het uitspansel. Alles wordt geregeerd vanuit de hemel en door de heilige Geest die vanuit de hemel naar beneden gezonden wordt. Alles is nu hemels. God heeft een schei¬ding aangebracht en hier zien we een geweldige stap vooruit naar Gods volle doel. Vooruitgang, ontwikkeling en volheid is daar waar wij hemels zijn in ons leven en heerschappij en interesses, afgescheiden van wat aards is. Dit is het principe van vooruitgang. God gaat door met Zijn werk.
Maar hoe doet God dat? Wat zijn Zijn principes om dat doel in Zijn nieuwe schepping te bereiken? Dat wij, die tot de nieuwe schepping behoren, ons leven laten bepalen door deze verschillen. Ook in ons leven moet die scheiding lopen tussen wat aards en wat hemels is. Wat beïnvloedt u, wat beheerst u, waardoor wordt uw leven bepaald? Zijn het aardse belangen of zijn het de hemelse dingen? Is daar een scheidslijn en een duidelijke ruimte tussen? Anders is het een warboel, een vermenging van aardse en hemelse dingen. Als die scheidslijn er is, is er geestelijke vooruitgang.
Door de heilige Geest in ons weten we dat er een uitspansel is. Is dat er ook in uw leven? Heeft God ruimte kunnen maken tussen het hemelse en het aardse in uw leven? Dan betekent dat dat al uw interesses en uw bronnen boven zijn. Uw leven is met Christus verborgen in God. Dit is de weg tot Gods einddoel, geestelijke volheid.

4) Vruchtbaarheid

“En God zei: Dat de wateren onder de hemel op één plaats samenvloeien en het droge te voorschijn kome; en het was alzo.”
Tot nu toe was er geen scheidslijn tussen het land en de zee. Wateren waren overal. Alles was doortrokken van water. Wateren staan voor de wetteloze elementen in deze wereld. Ze hebben de wet in eigen handen en beïnvloeden alles. Nu zegt God dat Hij die wereldwijde heerschappij van de wetteloosheid, die anarchie, aan gaat pakken. Er wordt paal en perk aan gesteld, het krijgt zijn eigen plaats toegewezen. Ook in ons leven. Zo komt het droge te voorschijn, de grond waarop wij de openbaring van de heerlijkheid Gods ontwikkelen. Het volgende punt is daarom het droge en daarna alles wat op het droge komt, de weelderige plantengroei, de schoonheid en de vruchtbaarheid. Maar er kan nooit sprake van dat droge land zijn, van schoonheid en vruchtbaarheid daarop, tenzij de heerschappij van de wetteloosheid verbroken is. Anders kunnen er geen bomen en struiken en vruchten zijn, geen openbaring van de heerlijkheid van God. Eerst moet die wetteloosheid verbroken worden en binnen haar grenzen gebracht.
Dat is de nieuwe schepping. Dat is het werk van de Geest van God in die nieuwe schepping. Daar kunnen we heel veel schriftplaatsen voor aanvoeren. “Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd” (Gal. 5:24). En zo zouden we door kunnen gaan. Geestelijke vooruitgang onder de heerschappij van de Heilige Geest betekent dat alle uitwassen van onze gevallen natuur een halt moet worden toegeroepen. Het steekt nog wel de kop op misschien, maar dan zegt Gods Geest in ons: “Tot hier toe en niet verder, naar de zee!” U en ik weten dat er nog steeds van die wilde, wetteloze elementen in ons zijn. We weten het en vinden het erg. Prikkelbaarheid is er één van. Wat kunnen we ons daar ellendig door voelen. Het schuilt in onze verbroken mensheid. Maar, geprezen zij God, dat is niet het laatste woord.
Er is iets veranderd in ons. Hoewel het tegen onze eigen natuur is, wordt de vrucht van de Geest zichtbaar: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Dat is de vrucht die voortgebracht wordt door het droge. Daar kennen we allen iets van, in Christus. Misschien vindt u dat het nog zo weinig is, maar dat wetteloze element heeft het toch niet meer voor het zeggen. God heeft in Christus ingegrepen en die wetteloze oude schepping aangepakt en op zijn plaats gezet. Er is nu iets anders gekomen, dat maakt dat we voortdurend reageren tegen dat wat nog ergens zit en nu en dan de kop opsteekt. Elke reactie van ons, het lijden dat we ervaren als dat oude de kop opsteekt, bewijst dat er iets anders is. Anders zouden we geen verdriet hebben als we gefaald hebben.
Prijs God! Hij heeft iets gedaan in onze natuur, onze aanleg. Hij heeft de scheidslijn getrokken tussen de wateren en het droge, tussen de opstandige elementen van onze oude natuur en de liefelijke elementen van Zijn goddelijke schepping. Er is duidelijk verschil. Dit nu is een kenmerk van vooruitgang. God gaat verder met Zijn werk, en als wij dat verschil kennen, kunnen we God daarvoor danken. We kunnen niet opscheppen en praten over onze deugden en goedheid. Maar we danken God dat er een verandering gekomen is. Eens werden we geleid door eigenbelang en hartstochten, nu meer en meer door Gods belangen. De nieuwe schepping groeit. Christus wordt meer in ons, steeds meer van Christus en minder van de oude Adam, met zijn wetteloosheid tegen God.

5) Opstanding

“En God zei: Dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas, vruchtbomen, die naar hun aard vruchten voortbrengen, welke zaad bevatten, op de aarde; en het was alzo.”
Om dat ten volle te kunnen begrijpen, lezen we ook nog vers 29-31: “En God zei: Zie, Ik geef u al het zaaddragend gewas op de gehele aarde en al het geboomte, waaraan zaaddragende vruchten zijn; het zal u tot spijze dienen. Maar aan al het gedierte der aarde en al het gevogelte des hemels en al wat op de aarde kruipt, waarin leven is, geef Ik al het groene kruid tot spijze; en het was alzo. En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed.”
Ziet u het verschil? God gaf de mens al het zaaddragende gewas tot spijze. Aan de dieren en de vogels en aan al wat op de aarde kruipt heeft Hij het groene kruid zonder zaad gegeven. Wat betekent dat? Het antwoord vinden we in Johannes 12: 24 en 25: “Indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort. Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven”.
We spreken over de kennis van de heerlijkheid Gods, “Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult?” Weet u het verband nog waarin deze woorden staan? Lazarus is gestorven en in de aarde gevallen. De kennis van de heerlijkheid van God verkrijgen we door de opstanding. Er is alleen sprake van opstanding als er zaad is dat in de aarde valt en sterft. Deze wet bepaalt onze kennis van God. We kennen de heerlijkheid Gods alleen op basis van opstanding. Dat is vooruitgang. De wijze waarop we de Heer in een steeds groter wordende volheid leren kennen is door het principe van de opstanding. Dit wordt op prachtige wijze duidelijk gemaakt in de Efezebrief: “… opdat gij weet … hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht, die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam die genoemd wordt”.
Daar hebt u een volledige kennis, maar die is er via de kracht van Zijn opstanding. U en ik moeten steeds meer dat sterven kennen om te leven, dat naar beneden gaan om verhoogd te worden, die verbreking die verruiming betekent, dat graf voor al wat niet van de hemel is, zodat wat wel hemels is, zich in vrijheid kan ontplooien tot volheid. Dat is de wet, de wet van het zaad.
Is de wijze, waarop de heilige Geest aan geestelijke principes vasthoudt, niet wonderlijk? Daar verwees de Heer al naar in Genesis 1:11, 29-31. “U zult als nieuwe schepping daar moeten komen waar u in volheid een openbaring van Mijzelf bent. Er zal kennis van Mij zijn, van Mijn heerlijkheid, en om dat te verwezenlijken moet u zich voeden met de opstanding. Uw voeding, uw levensonderhoud moet u door opstanding verkrijgen. Dat is de wet.” Opstanding! De hele bijbel spreekt hiervan.
Er is nog veel meer te zeggen. Vraag de Here of Hij het levend wil maken en van waarde. Dit zijn niet zomaar theorieën, maar hele praktische en belangrijke dingen. Moge de Here ons in ons hart onderwijzen en ons laten zien wat ze betekenen.


HOOFDSTUK ZES

DE HEILIGE GEEST EN DE VERHOGING VAN DE HERE JEZUS

“Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen. En zie, een stem uit de hemelen zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb” (Mat. 3:16,17).
“Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel … Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen” (Mat. 4:1,8-10).
“… en leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.]” (Mat. 6:13).
“Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten. Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt” (Hand. 2:34-36).
“… die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt” (Ef. 1:20-23).

De Verhoging van Christus

In deze schriftgedeelten gaat het duidelijk om het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, zoals die berusten bij de Here Jezus. Uiteindelijk gaat het om de verhoging van Christus. Alles draait om de vraag bij wie het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid berusten, aan wie de heerschappij toebehoort. Dit is de grote vraag van alle tijden. Die vraag loopt door het hele Oude Testament als het punt achter alle dingen waar het in wezen om gaat. Het is een grote hulp bij het lezen van het Oude Testament als je daar rekening mee houdt. Altijd gaat het om dat ene: wie heeft de heerschappij, wie heeft het gezag? Maar ook in het Nieuwe Testament is het heel duidelijk de zaak waar alles om draait. Het is hier niet zo verborgen als in het Oude Testament, maar het wordt openlijk gezegd. Daar is een reden voor, waar we later nog op terugkomen. Zodra je het Nieuwe Testament begint te lezen in Mattheüs, word je geconfronteerd met deze kwestie van het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid. Het wordt openlijk aan de orde gesteld. Niet als een verborgen strijd, maar als een in het oog vallend conflict. Van Mattheüs tot en met Openbaring gaat het om dit geweldig belangrijke punt, dat uitgevochten wordt in de hemelse gewesten en ook hier op aarde een uitdrukking heeft. We hebben het nu dus over de grote vraag van alle tijden, die zich steeds meer doet gelden naarmate we het einde tegemoet gaan.
Hiertoe is het noodzakelijk dat de gemeente heel bewust en positief haar plaats inneemt op grond van de verhoging van de Here Jezus. Als de gemeente die positie namelijk niet inneemt, is er geen enkele hoop dat de Boze “nedergeworpen” wordt. Laat ik dat nog eens andersom formuleren. De enige kans dat het koninkrijk der duisternis, de macht van de boze, het satanische systeem, omver geworpen wordt, is als de gemeente in de volle betekenis van de troonsbestijging van de Here Jezus gaat staan. Dat is de uitdaging van onze tijd, zoals dat de hele kerkgeschiedenis door een uitdaging geweest is, maar het wordt nu in toenemende mate urgent, naarmate het einde nadert. Daarom bepaalt de Here ons hier nu bij, om er ernstig mee bezig te zijn. Het raakt verscheidene belangrijke zaken in ons christelijke leven en werk.

De heilige Geest en de troon

In de eerste plaats brengt het ons in onmiddellijk contact met de heilige Geest en met alles wat de komst van de heilige Geest betekent. Ik bedoel nu niet de bepaalde aspecten van de heilige Geest, zoals gaven, kracht, heiligmaking, enzovoort. Die zijn wel van grote betekenis en hebben zeker te maken met de heilige Geest, maar waar het de heilige Geest in de eerste plaats om te doen is, is iets anders. Deze aspecten zijn de uitwerking van iets anders; zij volgen. Wat wij moeten zien is dat het de heilige Geest in de allereerste plaats te doen is om de troon. Dat omvat al het andere. Als ik dat woord “troon” gebruik, bedoel ik de heerschappij, de soevereiniteit, de regering, de zeggenschap; het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid en waar die gezeteld zijn. Al deze woorden geven aan waar het de heilige Geest in de allereerste plaats om te doen is. Vele bijbelgedeelten gaan hierover, maar ik ga al deze teksten hier niet aanvoeren. Ik wil slechts een enkel voorbeeld geven.
Een bekend voorbeeld vinden we in het Oude Testament, aan het begin van het boek Jozua, waar Jozua getart wordt door de aanwezigheid van Iemand met een uitgetrokken zwaard. Hij stelt Zich voor als de vorst van het heir des Heren. We herkennen in Hem niemand minder dan de heilige Geest Zelf, die vaker wordt voorgesteld met een zwaard. Denk maar aan “het zwaard des Geestes”. Hier zien we dus de heilige Geest staan als de vorst van het heir des Heren en het punt waar het om gaat is het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid. Met andere woorden: de heerschappij van de hemel. Het gaat hier om de zetel van het goddelijk gezag en de uitoefening daarvan, om de heerschappij. Wat voor hen lag was de omverwerping van het totale systeem van valse en boze heerschappij in Gods gebied, en het uitwerpen daarvan. De zeven volken spreken van een volledige geestelijke heerschappij die in strijd is met God. Deze moet volkomen uitgeworpen worden en daarvoor in de plaats moet Gods regering, Gods Koninkrijk worden gevestigd. Dit is het doel waarvoor de heilige Geest op het toneel verschijnt. Het enige waar Hij uiteindelijk belang bij heeft, al om¬vat dat ook vele andere dingen, is het oprichten van de troon van God in dat gebied waar de boze overheden en machten tot nu toe de baas zijn geweest. Dat is een sleutel tot het hele onderwerp van de heilige Geest en Zijn komst.
Een ander voorbeeld uit het Oude Testament is de monarchie. David wordt tot koning gezalfd en zalving geeft altijd aan dat de heilige Geest komt om een bepaald doel te verwezenlijken. Hier, bij de zalving van David, vinden we het beeld van de heilige Geest die het koningschap wil verwezenlijken, het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid. Niet lang na de zalving wordt de vijandschap openbaar. Het volgt gewoon vanzelf. Zo gaat het altijd, vanwege de reden waarom de heilige Geest komt. Waar het in de eerste plaats om gaat is niet het een of andere detail van het werk van de heilige Geest, maar dat allesomvattende doel van de heilige Geest om de goddelijke heerschappij te vestigen. Daarom wordt de zalving van David al snel gevolgd door een oplaaiende vijandschap. En vanwege die zalving wordt David spoedig daarna in een vreselijk conflict verwikkeld dat jaren duurt. Dat is een duidelijk teken dat de boze machten inzien wat die zalving betekent. Het gaat niet slechts om deze ene man. Hoewel het de vijand wel aangaat dat iemand een heilig leven leidt, dat hij geheiligd wordt of een bepaalde geestelijke gave beoefent, is dat het toch niet waar de vijand zich in eerste instantie druk om maakt. Die zalving geeft het feit aan dat de heerschappij van de vijand afgenomen wordt en ergens anders gevestigd. Dat is het wat de strijd veroorzaakt. Daarom wordt David, vanwege die zalving, in een jarenlange strijd gewikkeld.

Tweeërlei bemoediging

Er zijn twee aspecten aan deze zaak, die we ter bemoediging willen noemen. De eerste is dat deze zelfde strijd, die door de tegenstand van de boze veroorzaakt werd, David juist toebereidde en bekwaam maakte voor het koningschap. Dat geldt ook voor de gemeente.
De tweede is dat daar waar de zalving werkelijk blijft, de strijd beslecht is. Daar is de heerschappij. Die kun je niet aan de kant zetten. Misschien is er zwakheid of zelfs falen, misschien bezwijkt David soms, maar de zalving blijft en hij is Gods koning. En nooit zal het ontbreken aan een koning op de troon van David, vanwege de zalving. Het principe van troonsopvolging is altijd de zalving. Dat de troon van David voor eeuwig bezet is, is vanwege de zalving. En op wie rust de zalving? Dat weet u, dat is op de grote Zoon van David. Die troon is nooit onbezet geweest vanwege de zalving. Het is dus de heilige Geest die zich inzet voor de troon. Tot zover de illustraties uit het Oude Testament.

De vijandschap van de satan

1) De aanval op de Here Jezus Christus

In het Nieuwe Testament wordt alles heel duidelijk. De Here Jezus verschijnt op het toneel van de wereldgeschiedenis. De zalving komt op Hem en onmiddellijk komt de vijand in actie. De strijd brandt los, de oorlog begint. Daar zijn twee kanten aan. Het feit van de zalving prikkelt de vijand altijd tot actie, maar voor de gezalfde zelf betekent het dat hij de vijand gaat vellen. Als wij de zalving van de Geest hebben, komt de vijand uit zijn schuilhoek te voorschijn en we worden ons ervan bewust dat hij uit alle macht tegen ons is. Maar die zalving brengt ook met zich mee dat wij ons inzetten om ervoor te zorgen dat het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid voor God zijn. We staan voor de rechten van God tegenover het tarten van de vijand. Wij moeten het geen eenzijdige strijd laten worden, waarbij alleen de vijand aanvalt. De zalving maakt dat wij de strijd niet schuwen. Wij zijn immers absoluut zeker van de uiteindelijke overwinning. De heilige Geest verbindt zich daar bij de Jordaan met de Here Jezus en dat betekent dat de strijd met satan nu openlijk gestreden wordt. Het gaat, zoals altijd, om dat allerbelangrijkste, de troon.
De Here Jezus maakt direct duidelijk waar het op staat: “De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.” Dat is de zetel van het gezag, van de heerschappij. De Here Jezus maakt dit de duivel heel duidelijk, als die meent Gods Zoon het koninkrijk aan te kunnen bieden. Maar de satan wordt afgewezen en hem wordt te verstaan gegeven dat het koninkrijk de Vader toebehoort. Spoedig daarna zien we dat de Here Jezus de zijnen, Zijn gemeente in de dop, de gebedsprincipes laat zien en wel in het licht van hoofdstuk vier. Hij leert hen zeggen: “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid.” Van U! We moeten verlost worden van de boze in zijn pogingen ons in zijn koninkrijk te brengen. Wij moeten onze positie innemen en vasthouden dat het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid in de hemel zijn. Dat heeft de heilige Geest op het oog.
De satan heeft gefaald in de geestelijke wereld. Toen, vóór de schepping, heeft hij gefaald en is verslagen in de onzichtbare wereld. Nu probeert hij zijn slag te slaan in de zichtbare, de aardse wereld. Zo zien we dat het in het Mattheüs-evangelie gaat om dit ene punt. De aanspraak van de Here Jezus op het koninkrijk wordt tegen Hem gebruikt om Hem voorgoed uit te schakelen. Hij heeft gezegd dat Hij de koning der Joden is. Hij heeft aanspraken gemaakt op een koninkrijk, en op uiterst subtiele wijze worden Zijn aanspraken op het koninkrijk tegen Hem gebruikt: “Wij hebben geen koning dan de keizer!” Wat is dat ernstig als we ons overgeven aan iets dat volkomen vals is! Dat was niet waar. Die Joden wilden in hun hart de keizer helemaal niet erkennen als hun koning. Maar ze zijn tot alles bereid, tot leugens, tot ongerechtigheid, als Deze, die aanspraak maakt op het Koninkrijk, maar uit de weg geruimd wordt. Dat is nu echt het werk van de duivel. Hij staat nergens voor. Als je te maken krijgt met de boze machten, met de boze zelf, hoef je niet te rekenen op enig respect voor de waarheid, voor morele normen. Helemaal niet! Die lapt hij aan zijn laars. Elke leugen, hoe groot ook, wordt met beide handen aangegrepen vanwege het grote belang van de zaak. Dat wat op het spel staat is het koninkrijk, het gezag, de troon.
Nu gaat het tussen Christus en de Joden om hetzelfde eeuwige punt. Wie is heer? Waar is de troon? Wie heeft die? De satan zoekt Hem te vernietigen vanwege de zalving. Maar de overwinning over satan in die laatste gemene, lage daad van compromis om de Here Jezus te vernietigen, ligt daarin dat de heilige Geest diezelfde daad aangrijpt en tot een geweldige overwinning over de machten van de vijand maakt. Dat ligt besloten in die woorden uit Hebreeën 9:14: “… die door de eeuwige Geest Zichzelf als … offer … gebracht heeft.” Dat is een totaal andere kijk op de zaak! Satan komt van buitenaf en brengt deze Koning naar het kruis, levert Hem over in de handen van moordenaars en bewerkstelligt Zijn ondergang, vanwege dat geweldige punt, de troon. Maar de zalving is er en die neemt deze duivelse aanval, deze dood, dit kruis en maakt het tot iets totaal anders dan satan bedoeld had. En zo offert de Here Jezus Zichzelf als een smetteloos offer aan God en daarin ligt de overwinning. Wat we hebben willen benadrukken is dat het de zalving, de heilige Geest, altijd maar om één ding gaat, namelijk de verhoging van de Here Jezus, Zijn troon.

2) De aanval op de gemeente

Sindsdien is ditzelfde punt de achtergrond geweest van alle gebeurtenissen, de hele kerkgeschiedenis door. Daar ging het om in de strijd tussen de gemeente en het Romeinse rijk. Het was een kwestie van Christus of de keizer. Bij wie berust het gezag, waar is de troon, wie regeert? Waar is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid? Is het Christus of de keizer? Die twee kunnen niet naast elkaar bestaan. De strijd tussen de gemeente en het Romeinse rijk was eenvoudig de strijd om de troon tussen Christus en satan. De strijd begon op de pinksterdag met de komst van de heilige Geest. Opnieuw is het de heilige Geest die zich inzet voor die troon. Waar ging het om in de “pinksterpreek” van Petrus? “De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten.” De samenvatting van alles volgt dan: “Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt.”
Daar draait alles om. Daarom is de strijd nu ontbrand. Dat heeft de Geest gedaan. Het is de heilige Geest die door de gemeente luid verkondigt dat Jezus Christus Heer is en het duurt niet lang of deze nieuwe strijd ontbrandt. De gemeente ondervindt de gevolgen daarvan en zo begint de lange geschiedenis van lijden en vervolging door de eeuwen heen. Ook nu bepaalt dit de wereldgeschiedenis. Achter elke oorlog gaat het om dit conflict. Het gaat om het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid. Het gaat om de troon. Achter alle dingen is de vijand bezig de komst en de naderende oprichting van de troon van de Here Jezus tegen te houden. Maar de heilige Geest is voor alles uit op die troon voor Christus. Als u en ik daarom geheel onder de heerschappij van de heilige Geest staan, zullen we vooral op dit punt in de strijd betrokken worden. Het gaat erom de boze machten omver te werpen, satan en zijn systeem van de troon te stoten. Met dat doel voor ogen werkt de heilige Geest voortdurend in ons en door ons. We moeten dat gaan zien. Pas als we geestelijk één zijn met dat doel dat de heilige Geest voor ogen staat, kunnen we de volheid van de Geest leren kennen. Men bidt om een persoonlijk pinksteren; terecht of niet, men bidt om een herhaling van pinksteren. Wat bedoelen de mensen als ze op die manier om een pinksterervaring bidden? Ik denk dat we het wezenlijke gemist hebben. We zoeken iets, een ervaring in onze zintuigen, kracht, vertoon. “Er gaat van alles gebeuren als het maar weer pinksteren wordt. Er komt opwekking!” Dat is de algemene opvatting. Moge de Heer onze ogen openen! Die dingen zijn op zich wel goed en kunnen ook wel het gevolg zijn, maar dat is niet de eigenlijke betekenis van pinksteren. De volheid van de geest heeft te maken met het Heer-zijn van Jezus Christus, niets minder. Dit laat ons zien hoezeer we de heilige Geest nodig hebben, vanwege de intense strijd op dit punt.

Het gezag van de Naam

Als de heilige Geest werkelijk aan onze kant staat, betekent dit dat twee dingen het gevolg zijn. Als de heilige Geest werkelijk Zijn plaats krijgt en kan doen wat Hij wil, zullen twee dingen daaruit moeten volgen. Het ene is dat we de waarde van het gezag van de Naam van Jezus zullen moeten leren. Uit Handelingen blijkt dat dit al heel gauw na Pinksteren aan de orde was. Zie dit niet over het hoofd! Vanaf het moment dat de heilige Geest kwam, handelden de apostelen in die Naam. Elke stap die ze zetten was in die Naam, de Naam van de Here Jezus. Dat weet u uiteraard. Maar het is goed als u in die eerste hoofdstukken van het boek Handelingen die gedeelten onderstreept waar de Naam genoemd werd. “Deze naam … door het geloof in Zijn naam …” enzovoorts. Wij zullen opnieuw de waarde van de Naam van Jezus moeten leren, want pas als we die zien, kunnen we in deze strijd de volle overwinning behalen. Ik ga nu niet verder spreken over de kracht van de Naam; dat is niet ons onderwerp. Ik zeg enkel dat, als de heilige Geest komt, Zijn doel de troon is, de heerschappij. Daarom moet de gemeente door de heilige Geest die Naam kennen in al zijn waarden en deugden. U kunt niet zeggen dat Jezus Heer is dan door de Geest. Dat betekent niet dat u dat zinnetje “Jezus is Heer” niet kunt zeggen. Het is duidelijk dat de apostel bedoelde dat de geestelijke kracht van die uitspraak afhangt van de vraag of ik de heilige Geest heb. Los van de heilige Geest heeft deze uitspraak geen geestelijke betekenis of waarde. Als u deze echter in de heilige Geest uitspreekt, gebeurt er iets. “Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken” (Fil. 2:9). Het betekent, geliefden, dat u in de volle overtuiging van de verhoging van Christus staat. En omdat u daar staat, wordt de uitwerking van Zijn Naam effectief.

Het getuigenis: Jezus is Heer

Het tweede punt in verband met de zalving is, dat we heel bewust en heel concreet moeten gaan staan op deze grond, dat Jezus Heer is, voor God en tegen de boze. Dat standpunt zal aangevochten worden, aangevochten tot het uiterste en op elke denkbare wijze. Dan ontdekken we dat onze Efeze-positie noodzakelijk is: “… opdat gij kunt staan … wederstaan … en alles verricht hebbende, staande blijven” (S.V.) Hiermee wil ik zeggen dat het innemen van een positie alleen niet genoeg is. Op grond van die positie moeten we handelen en elke inbreuk op die positie weerstaan door stand te houden! En nadat je dat alles gedaan hebt, moet je daar nog steeds blijven staan, en voet bij stuk houden. Het gaat om de troon in verband met Gods volk, want naar Gods eeuwige raadsbesluiten zijn wij met die troon verbonden. Als we verder komen zullen we er meer van zien, maar hier beginnen wij. Het eerste belangrijke is dat wij dit feit erkennen, dat de heilige Geest slechts één doel op het oog heeft. Al Zijn activiteiten zijn op dat ene doel gericht, namelijk dat Jezus Christus tot Heer gemaakt wordt. Daar is Hij op uit en als u ernaar verlangt de werking van de heilige Geest te zien in uw leven en door u heen, denk er dan aan dat dit Zijn doel is. Hij zal ons niet voortdurend prettige gevoelens en mooie ervaringen geven, die ons een prominente plaats zouden bezorgen en ons belangrijk maken. Misschien neemt de heilige Geest ons mee naar de diepte om zo Jezus Christus tot Heer te maken in ons leven. Hij doet het zodanig, dat Hij Zijn doel het best bereikt. Hij zal ons onttronen. Hij zal al onze kracht, onze heerlijkheid en ons koninkrijk verbreken. Zijn doel is dat Jezus Christus Heer over alles is en het gebed van de heilige Geest is dan ook: “Van U is het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid”.


HOOFDSTUK ZEVEN

DE VERHOGING VAN DE HERE JEZUS EN DE GEESTELIJKE VOLHEID

“Want Uwer is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid” (Mat. 6:13).

Wij hebben naast deze tekst de woorden uit hoofdstuk drie gezet. Toen de Here Jezus na Zijn doop uit het water kwam en de hemelen zich openden en de Geest op Hem nederdaalde en een stem uit de hemel Hem erkende als de geliefde van de Vader, leidde de Geest Hem meteen de woestijn in om verzocht te worden door de duivel. Zijn laatste woorden in deze strijd met de duivel waren: “Gij zult de Here, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen” (Mat. 4:10).
Daarna hebben we gezien dat we in het gedeelte waar de Heer Zijn discipelen leert bidden, de volgende verwijzing naar de duivel vinden: “Verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.”
Toen hebben we dit verbonden met de woorden uit Handelingen 2:34-36: “Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten. Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt.”
Tenslotte willen we dat gedeelte uit Mattheüs 6 nu verbinden aan een gedeelte uit de Efezebrief: “… de sterkte zijner macht, die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt” (Ef. 1:20-23).

Geestelijke volheid

In het vorige hoofdstuk hebben we gezegd dat het allerbelangrijkste werk van de heilige Geest de verhoging van de Here Jezus is. We willen nu verder gaan met de volgende fase, die ook te maken heeft met de troon, namelijk de heilige Geest en geestelijke kracht en volheid. Deze verhoging van de Here Jezus, deze troonpositie van Hem ver boven alle overheid en macht en naam, hangt ten nauwste samen met geestelijke kracht en volheid in het leven van het volk van God. Wat de individuele gelovige betreft, kunnen we alleen vergelijkenderwijs van kracht en volheid spreken. Met andere woorden, kracht en volheid in de volle zin des woords heeft te maken met de gemeente. Individueel kunnen we de kracht en de volheid slechts met mate kennen. Maar het principe is zowel op de persoon als op de gemeente van toepassing, het principe dat de Here Jezus de absolute heerschappij heeft en alleen hoofd is.
We moeten dus in de eerste plaats zien dat de heerschappij, de verhoging van de Here Jezus, deze hele zaak van geestelijke kracht en volheid bepaalt. Volheid heeft altijd te maken met de troon en we kunnen die volheid alleen leren kennen als de troon centraal staat. De heilige Geest toont dit in de geschiedenis van het Oude Testament heel duidelijk aan. Met het licht dat wij in het Nieuwe Testament hebben, kunnen wij het heel duidelijk in het Oude Testament onderscheiden. We willen daar nu enkele voorbeelden van geven.

De geschiedenis van Israël als voorbeeld

In het vorige hoofdstuk hebben we een illustratie gegeven uit het Oude Testament, waar Israël het land binnenging na de Jordaan te zijn overgestoken. Nu willen we in dit verband zien hoe Israël woonde in het land waarin al de volheid was. Hoewel het een land was, vloeiende van melk en honing, ervoer Israël die volheid slechts in de mate waarin er een getuigenis was van de soevereiniteit van de Heer. Ze kwamen niet onmiddellijk en automatisch in de ervaring van die volheid. Weliswaar waren ze op de plaats waar die volheid was, wat een type is van die “plaats” waar we gezegend zijn met alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten, maar hoewel het daar allemaal was, hadden ze er geen deel aan. Behalve als ze heel bewust, door geestelijk actief te zijn, het grote feit van de heerschappij van de Heer tot een concrete werkelijk¬heid maakten. Dat is iets heel belangrijks, wat we niet mogen vergeten. Ze moesten verder, en verder gaan was een kwestie van veroveren. Veroveren betekende dat ze de absolute heerschappij van God toepasten bij iedere stap, in elke fase, bij elke nieuwe situatie. Toen zij de volmaakte soevereiniteit van de Heer in toenemende mate toepasten, kwamen ze in bezit van alle rijkdom en volheid die daar aanwezig was. U kunt zien hoe waar dat was door te kijken naar verschillende gelegenheden waarbij ze het tegenovergestelde deden.
U herinnert zich wel de tragedie van Ai. Daar wil ik twee dingen over opmerken. Allereerst was daar Achan, maar hij is slechts een van de oorzaken van deze tragedie. Het andere punt was het elementaire feit dat zij zeiden: “Het hele volk hoeft niet op te trekken, een paar zijn wel voldoende. Ai is veel makkelijker dan Jericho en heeft niet een heel leger nodig. Een paar van ons kunnen Ai gemakkelijk innemen.” Door zo te handelen trokken ze de soevereiniteit van God naar zichzelf toe. Ze beseften niet dat, hoe de situatie ook was, moeilijk of makkelijk, de Here nodig was en dat er los van Hem niets mogelijk was. De soevereiniteit van de Heer is nodig in alle situaties.
Dan hebben we het geval van de Gibeonieten. Het geheim van de Gibeonieten is dat ze het element van veroveren uitschakelden. Zij sloten een compromis, ze kwamen met bedrog en slaagden erin de strijd te vermijden. Ze kregen de oudsten van Israël zover dat ze handelden alsof er geen strijd nodig was. Dit probleem konden ze oplossen zonder te vechten! De Gibeonieten slaagden erin dat element van verovering uit te schakelen en daardoor schakelden ze in feite de heerschappij van de Heer uit. Het hele land moest immers verkregen worden door verovering en strijd. Het was weer een subtiele vorm van het ondermijnen van de absolute heerschappij van de Here God. Dat is te zien aan het feit dat de oudsten van Israël deze zaak niet aan de Here voorlegden. Ze konden het zelf wel af, ze deden het op eigen houtje en zetten daarmee Gods heerschappij aan de kant. Dat is nu precies waar de vijand altijd op uit is, subtiel of openlijk, om Gods machtige hand uit te schakelen. Dit leidde tot een beperking voor Israël. U hoeft alleen maar het boek Richteren na te gaan om te zien wat dit voor Israël betekende.
Later begon Israël genoeg te krijgen van alsmaar veroveren en deden ze het wat kalmer aan en spaarden hun krachten. De gedachte aan verovering raakte op de achtergrond. Sommigen kwamen op een keer bij Jozua en zeiden dat ze een talrijk volk waren en vroegen hem om een bepaald deel van het land, bergland en woudgebied, en Jozua zei: “Als jullie een talrijk volk zijn, verover dan dat woudgebied maar.” Maar ze wilden het krijgen als een geschenk en niet via verovering. Jozua, een beeld van de kracht van de heilige Geest, zegt dat er maar één manier is om de volheid te kennen, en dat is door de soevereiniteit, het gezag van de troon toe te passen in de praktische situatie. Hij heeft alle dingen onder Zijn voeten gesteld en de Heer gedoogt niets dat niet aan Hem onderworpen is. Het principe is dat alles onderworpen moet worden, zonder compromis, zonder een verdrag te sluiten. Niets mag geaccepteerd worden zonder het aan de Heer te onderwerpen. Daarom kwam Israël de absolute volheid van het land niet binnen, omdat ze Jahweh niet in alles als Heer aanvaardden. Zo is het ook in ons geestelijk leven. Volheid hangt ten nauwste samen met de troon.

David en Saul

Er zijn nog andere voorbeelden in het Oude Testament. We hebben in ons vorige hoofdstuk gesproken over de zalving van David en wat die zalving betekent voor de troon. We hebben gezien dat de zalving in wezen verbonden is met de troon, en wijst op de troon. Nu willen we in dit verband naar Saul kijken. Saul was gezalfd, maar hij is nooit tot volheid gekomen. Hij is in de ware zin van het woord slechts drie jaar echt koning geweest, hoewel hij veertig jaar de naam van koning had. Na die drie jaar, waarin hij beslist niet tot volheid gekomen was, omdat hij het doel van de zalving geweld aangedaan had, verloor hij alles en ging de zalving over op David. Saul is een verschrikkelijk tragische figuur. Gezalfd tot volheid, zeker, maar volheid hangt samen met de troon, met absolute heerschappij. Daarom beproeft de Here hem. “Ga nu heen, versla Amalek. Om die reden ben je gezalfd. Deze macht van Amalek moet gebroken worden, want die gaat tegen de goddelijke troon in. Ze behoort tot een andere orde. Ga heen, versla Amalek. Je bent gezalfd om de troon des Heren boven elke andere macht te verheffen.” Maar Saul koos voor een compromis toen hij Amalek ging verslaan. Hij schond het doel van zijn zalving en verloor de volheid. Die ging over op David. De zalving kwam op David en toen hij die zalving en alles wat die inhield gehoorzaamde, bracht dat hem tot de volheid, zoals we die in Salomo zien uitgedrukt. Waarom? Omdat de zalving voor David betekende dat alles wat vijandig was onderworpen moest worden. Zowel rechts als links, naar alle kanten, onderwerpt David alles – waarachtig koningschap – en komt tot volheid. Daartoe was hij gezalfd.

Elia en Elisa

Neem nu het geval van Elia en Elisa. Ik denk dat hun relatie te maken heeft met Efeze 1:22,23 “… en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.” Elia is het hoofd en Elisa is het lichaam. Elia, het gezalfde hoofd (want al wordt het dan niet vermeld dat Elia gezalfd is, hij had ongetwijfeld de Geest), gaat naar de hemel en Elisa, die hem op aarde opvolgt en in relatie tot hem staat als de gemeente tot Christus in de hemel, wordt gezalfd. Daar zien we de gezalfde op aarde. Je ziet beide kanten. In Elia zie je kracht, in Elisa volheid. Elisa was de volheid van Elia; hij kreeg een dubbel deel van zijn geest. “De volheid van Hem, die alles in allen volmaakt” (Eng.V.), in type. Kracht en volheid op grond van de zalving.
Maar kijk eens hoe de zalving door deze beide mannen heen werkt. Bijvoorbeeld op de berg Karmel. Daar zien we een andere hiërarchie, een ander systeem, dat zich verheven heeft tegen de soevereiniteit van de Here God. Op de Karmel vecht Elia die strijd voor de rechten van God uit. Het gaat om de troon des Heren. Dat wordt uitgevochten en daarna komt Elisa. Heel zijn bediening gaat om de zaak van het Koninkrijk. Kracht en volheid zijn inderdaad het werk van de heilige Geest, maar dan wel op grond van het feit dat de troon vast staat.

Ananias en Sapphira

We gaan nu van het Oude Testament naar het Nieuwe. Het is hier zo duidelijk, dat we het nauwelijks hoeven te noemen. Neem nu het geval van Ananias en Sapphira. Ananias en Sapphira proberen de volheid te krijgen door de heilige Geest geweld aan te doen. De beschuldiging was dat satan hun harten vervuld had om tegen de heilige Geest te liegen. Ze probeerden te doen alsof ze de volheid hadden, maar ze deden de heilige Geest geweld aan. Dat ging in tegen het grote getuigenis dat net gegeven was onder de machtige werking en leiding van de heilige Geest, over de absolute heerschappij van Jezus Christus. Jezus Christus is Heer! “God heeft Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt.” Dat is het getuigenis van de heilige Geest op de pinksterdag. Zij die tot geloof kwamen aanvaardden dat en gingen erin binnen, en zij kenden geestelijke volheid. Ananias en Sapphira gingen in tegen het werk van de heilige Geest met betrekking tot de troon, tot de heerschappij van Jezus Christus, en meenden dat ze op die manier iets zouden verkrijgen. Maar wat gebeurde er? Ze verloren alles. U kunt alleen volheid hebben langs de weg van de absolute heerschappij van Jezus Christus. Dat betekent het.
Ik denk dat ik niet veel meer over deze waarheid hoef te zeggen. Wij moeten inzien dat het hier gaat om iets wat God vanaf het begin zo gewild heeft. Door de hele Schrift heen lezen we dat geestelijke kracht en geestelijke volheid niet per definitie samenvallen met het ontvangen van de heilige Geest. Deze liggen er wel in besloten, maar zijn niet hetzelfde. Wij kunnen zo bezig zijn met het ontvangen van de heilige Geest of het vervuld zijn, of met de doop in de Geest, en we denken dat dat ook kracht en volheid betekent. Dat is in zekere zin ook zo, maar we moeten de betekenis van de heilige Geest inzien. Het gaat er niet alleen maar om dat we de Geest ontvangen of vervuld zijn met de Geest. Het gaat om wat de heilige Geest bedoelt als Hij ons vervult. Wat bedoelt Hij? Hij wil Jezus Christus de absolute heerschappij in ons leven geven. We kunnen de volle waarde daarvan niet genieten buiten de ware betekenis om. Om die reden is het zo nodig dat, teneinde de kracht en volheid van de Geest te kennen, er een volkomen ontlediging en verbrokenheid in ons plaatsvindt, zodat er ruimte komt voor de heerschappij van Jezus Christus.
Voordat ik verder ga, wil ik een vraag stellen. Hebben we werkelijk ingezien dat onze geestelijke verruiming, onze geestelijke groei, onze geestelijke rijkdom, onze geestelijke volheid en kracht geen kwestie zijn van gaven als zodanig? Ze zijn een kwestie daarvan of de Here Jezus werkelijk en in waarheid Heer is in alles van ons.

Profeet, Priester en Koning

De Here Jezus belichaamt het drievoudige ambt van profeet, priester en koning en door de kracht van de heilige Geest moet de betekenis daarvan in ons worden uitgewerkt. Profeet, priester en koning waren gezalfde bedieningen en, zoals we allen weten, is God nooit geïnteresseerd geweest in het hebben van bepaalde ambten hier op aarde onder de mensen. God speelt geen spelletje met een stel profeten, een stel priesters en een stel koningen. Daarin is God niet geïnteresseerd. Nee, God had geweldige geestelijke principes op het oog, en degenen in het Oude Testament die die namen droegen, waren een belichaming van een geestelijke gedachte. Die gedachte wordt samengevat in de Here Jezus en heeft alles te maken met de zalving, dat is de heilige Geest. Daarna moet Hij als Hoofd, als belichaming van die bedieningen, Zijn plaats hebben in de gemeente en de gemeente moet komen onder de waarde daarvan.
Wat zijn dan wel die waarden? Wat is de waarde van een gezalfde profeet? Dit, dat de gezalfde profeet de man is met een geheiligde gezindheid, die kan zeggen: “Wij hebben de gezindheid van Christus.” De profeet vertegenwoordig¬de Gods gedachten in een tijd dat de mensen de weg kwijt waren. Ze verstonden Gods gedachten en gezindheid niet meer. De profeet was de belichaming van Gods gedachte voor zijn tijd, door de Geest. De Geest kwam op de profeten en zij wisten wat Gods gedachten waren voor die tijd. In tegen¬stelling tot alle andere mensen om hen heen, was hun denken geheiligd. Met andere woorden, hun denken kwam door de Geest onder de heerschappij van God.
Wat is de geestelijke betekenis van de priester? Hij is de man van het geheiligde hart. De priester heeft alleen te maken met de vraag van innerlijke heiligheid, gerechtigheid. Dat is zijn functie. Hij is de man die door de heilige Geest het geheiligde hart vertegenwoordigt. In een tijd dat alles corrupt was, stond de priesterschap, tenminste als die recht stond voor God, voor heiligheid, voor gerechtigheid, temidden van corruptie.
De koning vertegenwoordigt op grond van de zalving de geheiligde wil. Hij moet Gods wil uitvoeren, hij moet regeren en zorgen dat Gods wil gedaan wordt. Als de koning werkelijk onder de zalving was, was hij een uitdrukking van de geheiligde wil. Op dit punt heeft Saul zijn zalving geschonden. Hij had een eigen wil. David daarentegen was een man wiens wil één was met de wil van zijn God, een man naar Gods hart, die al Zijn bevelen zou volbrengen. Dat is in principe een koning. Hij handelt naar Gods gedachten.
Dit alles is vervuld in de Here Jezus. Hij heeft de gezindheid, het denken van de Vader. Hij heeft dat hart dat vrij is van alle corruptie en bezoedeling door eigenbelang en wereldse interesses. Een hart dat zuiver is omdat het slechts de Vader wil behagen. Hij is gekomen om de wil van God te doen en daarom heeft Hij een geheiligde wil. Hij is Profeet, Priester en Koning omdat Hij de belichaming is van alle geestelijke principes die daar achter zitten, door de zalving. Dit betekent een geestelijke bediening. De gemeente nu, de leden van het Lichaam van Christus, die onder Zijn absolute heerschappij zijn gekomen, kan slechts functioneren als zij, door de heilige Geest, dat geheiligde denken heeft en dat geheiligde hart en die geheiligde wil. Dit komt erop neer dat uw wil, uw denken, uw hart gebroken zijn. Of met andere woorden, uw onafhankelijke denken dat als koning regeerde, is onttroond. Uw verlangens, die eerst de baas waren over u, zijn onttroond. Uw handelen, uw keuzes die uw leven eerst bepaalden, zijn volkomen verbroken en verbrijzeld. Zijn denken, Zijn hart en Zijn wil zijn nu door de heilige Geest in u gekomen. Zo komt u tot volheid. U kunt de volheid van Gods gedachten alleen leren kennen als uw eigen gedachten aan de kant gezet zijn, wat de soevereiniteit van de Here betekent. U kunt de volheid van Gods verlangens en voornemens alleen leren kennen als die van uzelf aan de kant gezet zijn. U kunt de wil van God nooit ten volle kennen – die heerlijke wil, het goede, welgevallige en volkomene – tenzij u uzelf als een levend, heilig en Gode welgevallig offer gesteld hebt, niet gelijkvormig aan deze wereld, maar hervormd door de vernieuwing van uw denken. Dit betekent gewoon dat Zijn wil nu heerst over uw wil. Dat is de weg tot volheid. Het is dus in alle dingen een kwestie van de heerschappij van Jezus Christus die onze geestelijke kracht en onze volheid in het leven bepaalt.

Geestelijke dienst

Tenslotte wil ik nog iets zeggen in een ander verband. Zoals deze zaak van de troon kracht en volheid bepaalt, bepaalt het ook onze dienst. Wat is dienen van de Heer in de hoogste zin van het woord? O, als Gods volk dat maar zou zien, en daarin binnen zou gaan, wat zou het dan heel anders gaan. Want ik denk dat de meesten van Gods kinderen de gedachte hebben dat christelijke dienst wordt aangegeven door het aantal dingen dat je voor de Heer doet. Men kijkt dan naar de hoeveelheid werk die men verzet: met hoeveel mensen heb je over hun behoudenis gesproken, of hoevelen heb je tot de Here geleid, in hoeveel samenkomsten heb je gesproken, enzovoorts. Ik zeg niet dat dit niet het werk van de Heer kan zijn, maar ik zeg wel dat dat wel eens lang niet de dienst zou kunnen zijn die de Here graag wil zien. En dat blijkt ook in de praktijk. We willen nu op positieve wijze formuleren wat dienst in haar hoogste vorm is en dan zullen we al het andere in het licht daarvan zien. Wij dienen de Heer het meest en vooral door de mensen de heerschappij van Christus te laten zien. Tenzij Christus werkelijk Heer is geworden in hun leven, blijft er beperking, ook al is men behouden. Er zit veel en veel meer vast aan de heerschappij van Christus in een leven dan gered worden van de hel en de zonde. Pas als Christus in het hele leven van het kind van God Heer wordt, wordt het goddelijk voornemen werkelijk gediend. Daarom hangt dienst, in de volle zin van het woord, ten nauwste samen met de troon. Het is de troon die gediend moet worden, geen mensen.

Alleen door de heilige Geest

Dit dienen van de troon houdt enkele dingen in. In de eerste plaats vereist dit de heilige Geest. Als het inderdaad het belangrijkste doel en werk van de heilige Geest is om overal in deze wereld de Here Jezus te verhogen, dan is de heilige Geest nodig voor dit werk en dat weet u. Als er al strijd is over de kwestie van zonde en verlossing – en is die er niet vaak – dan is de strijd over de absolute heerschappij van Jezus Christus in ons leven oneindig veel groter. U weet dat dit waar is. Als u spreekt over de gewone, algemeen aanvaarde gedachten over christelijk dienstbetoon, krijgt u veel gehoor. Maar zodra u begint te spreken over de absolute heerschappij van Jezus Christus, moet u eens zien wat er gebeurt. Dat is niet zo eenvoudig. Men heeft geen belangstelling meer. Zo is het nu een keer. Voor dit werk is niets minder dan de kracht van de heilige Geest nodig. Ik geloof dat dit het punt is waar de mensen de weg kwijtgeraakt zijn. Iedereen is bereid om Handelingen 1:8 te citeren: “Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.” Maar wat betekent dat voor de meesten? In de eerste plaats is kracht het grote woord! Het is iets dat je hebt en voelt en ervaart. Uiteraard geven we allemaal toe dat het een zaak van de heilige Geest is, kracht door de heilige Geest. Dat erkennen we wel. Wat is het resultaat dan? Wij zullen getuigen zijn. Wat betekent dat? Dat betekent dat we erop uit gaan om het evangelie te prediken. Betekent het dat? Misschien wel, maar het is zeker niet de volle betekenis ervan. “Gij zult mijn getuigen zijn.” Wat was het getuigenis dat ze in iedere plaats uitdroegen? Jezus Christus is Heer! Deze Jezus is door de mensen als een gewoon mens beschouwd en door velen als nog minder, maar Hij is niemand anders dan Gods verhoogde en regerende Zoon. Hij is verhoogd en zit aan Gods rechterhand. Hij is Koning. Hij is Heer. Hij heeft alle macht op aarde. Dat was het getuigenis. Dat maakte de hel woedend. Maar het was in de kracht van de Geest en om dat getuigenis naar voren te brengen is er niets minder nodig dan de machtige kracht van de heilige Geest. Het is de heerschappij van Jezus Christus en het is geen kleinigheid om de troon in deze wereld te brengen. O nee, u zult alle mogelijke tegenstand ondervinden waar de vijand maar over kan beschikken, als het om de heerschappij van Jezus Christus gaat. Het is dus een werk van de Geest. Alleen door de Geest kan het gedaan worden.

Dienst en strijd

Zoals ik reeds zei, brengt dit punt een geweldige strijd met zich mee. Als u en ik werkelijk in dit getuigenis staan, niet alleen dat Jezus onze Heiland is, maar ook dat Hij Heer is, het soevereine Hoofd, die de absolute heerschappij heeft, zijn we gewikkeld in een uiterst felle strijd. Dat is waar en verklaart heel veel. Als u zielen wilt winnen voor de Heer, zult u waarschijnlijk geconfronteerd worden met de strijd, omdat de vijand heel goed in de gaten heeft waar het naartoe gaat. Maar in Gods voornemen is het niet de bedoeling om het bij de behoudenis te laten. Als mannen en vrouwen van hel en zonde verlost worden, betekent dat in de eerste plaats dat ze van het koninkrijk van satan overgebracht worden in een ander koninkrijk en de vijand weet wat dat betekent. Satan merkt iedere stap die we vooruit zetten op omdat hij het belang daarvan kent. Maar als u doorgaat tot de volheid en het volle doel in de praktische situatie toepast, namelijk de heerschappij van Jezus Christus, dan komt u in een ontzaglijke strijd, ja, dan is er oorlog. U hebt voor die strijd een zalving ontvangen en dat weet u. We zeiden in het vorige hoofdstuk dat, zodra de Here Jezus de zalving ontving, de duivel uit zijn schuilplaats tevoorschijn kwam. Het is goed dat we ten volle onder ogen zien en daarmee rekening houden, dat, als het om de heerschappij van Jezus Christus gaat, er onvermijdelijk een reactie van de satan volgt. Met alle kracht verzet hij zich. Maar onder Gods handelen.
Ik wil hiervan een illustratie geven. Laten we teruggaan naar Israël in Egypte. Hier hebben we een type van het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, die verbonden is met Israël. Mozes daagt Egypte uit in het gezag van de Ik Ben, de Here Jahweh. Het is de vraag wie de Here is, wie Jahweh is. Is Jahweh werkelijk heer? Mozes staat daar en zegt: “Ja, Jahweh is de Allerhoogste”. Hiermee is de uitdaging gegeven. Mozes staat voor het getuigenis. Wat is het gevolg? Langzaam maar zeker, met steeds grotere kracht, komen de boze machten tevoorschijn, totdat het laatste restje van de macht van satan, van al zijn hulpbronnen, uitgeput is. God put de voorraad vijandschap uit. Met welk doel? Om te laten zien wie onoverwinnelijk is en dat kun je niet eerder bewijzen, dan wanneer je alle kracht aan de kant van je vijand hebt uitgeput. Als God klaar is, zegt Hij: “Nu heb je je laatste beetje kracht verbruikt en je bent gebroken. Wie is onoverwinnelijk?” Daarom moest God in Egypte Farao’s kracht tot het uiterste eruit halen om te bewijzen dat Hij Heer was. Anders zou het een open vraag gebleven zijn. Dat is een vreselijke gedachte, maar zo gaat het.
Zo moet het gaan. Satan wordt uit zijn tent gelokt, uitgeput tot zijn laatste krachten. Het is iets verschrikkelijks, maar dat is wat het Woord ons laat zien. Als de satan tenslotte nedergeworpen wordt, is dat omdat hij geen enkele kaart meer heeft om te spelen, geen enkele pijl meer op zijn boog, geen enkele hulpbron meer. Hij is uitgeteld. En wie blijkt dan de onoverwinnelijke te zijn? De Here zal als de overwinnaar staan met nog allerlei middelen achter de hand. Maar het punt is dat je, als je betrokken wordt in deze strijd van de soeve¬rei¬niteit van de troon, kunt verwachten dat de satan in die strijd alle zeilen bijzet en je te maken zult krijgen met het volle geweld van satans macht. Daarom moet u de zalving hebben, want alleen de heilige Geest heeft evenveel, ja, meer kracht. Maar het is een feit dat, als je eenmaal betrokken wordt in de strijd om de troon, je een zeer intensieve strijd kunt verwachten. Ik wil u niet ontmoedigen, maar het zal er niet gemakkelijker op worden. Deze strijd kent geen pauzes, hij gaat onverminderd door. Maar laten we ons oog richten op het einde. Ook al lijkt het heden bijna ondraaglijk, laten we onze ogen opslaan. Wij staan aan de kant van de onoverwinnelijke Heer, wiens onoverwinnelijkheid tot het einde toe over alle machten van de vijand bewezen zal worden. Maar intussen betekent het strijd. Als het erom gaat Gods kinderen binnen te brengen in de volheid van Christus – en dat kan alleen door de absolute heerschappij van Christus – dan betekent dat een voortgaande strijd, met toenemende hevigheid en felheid.

De sleutel tot herstel

We hebben dus gezien dat de troon altijd onze dienst bepaalt, dienst in de volle zin des woords. Dat kan op vele manieren bewezen worden. U hoeft maar de brieven van het Nieuwe Testament op te slaan of u treft in vele daarvan situaties en dingen aan, die beperking veroorzaakt hebben onder Gods kinderen. Deze dingen hebben de weg van hun geestelijke vooruitgang versperd, ze hebben hen gaandeweg verzwakt. Deze dingen tarten het goddelijk doel in hun leven. Waar en wanneer je ook zoiets tegenkomt in de brieven, ontdek je dat de brief geschreven is voor die situatie met de nadruk op de heerschappij van Jezus Christus.
Neem de Romeinenbrief. De wet is binnengeslopen, de wet als de weg ter gerechtigheid en deze staat dwars tegenover de weg van groei in die volle gerechtigheid van God. Wat is het probleem? Het wordt samengevat in de woorden van hoofdstuk 10:3: “Want onbekend met Gods gerechtigheid en trachtende hun eigen gerechtigheid te doen gelden, hebben zij zich aan de gerechtigheid Gods niet onderworpen.” Wat is dit? Dit is iets wat opgekomen is, maar niet van God. Als u doorleest in Romeinen ontdekt u dat u nooit die volheid binnengaat, tenzij u uzelf als een levend offer gesteld hebt, en dat is niets anders dan onderworpenheid.
Van de Romeinenbrief gaan we naar de Corinthiërs. De beperking, de verhindering, de begrenzing is daar heel duidelijk. Het antwoord daarop luidt: “Jezus Christus, en die gekruisigd” (1 Cor. 2:2). “Wij prediken Christus Jezus als Heer” (2 Cor. 4:5) – de heerschappij van Jezus Christus. Dat betekende voor hen dat ze in de dood moesten gaan, dat er geen plaats meer was voor het “ik”. De een zegt dit en de ander dat en een derde weer wat anders! Jezus Christus en die gekruisigd betekent het einde van dat alles. Nu is Jezus Christus Heer.
U treft het ook aan in de Galatenbrief. Ook daar is iets binnengeslopen wat de wedloop onderbroken heeft. “Gij liept goed. Wie is u in de weg gekomen?” (Gal. 5:7). Weer iets wat in de weg komt, wat beperking brengt. Wat is het antwoord daarop, wat is de grond van bevrijding? “Met Christus ben ik gekruisigd.” Zijn heerschappij is mijn bevrijding van alle beperking.
Dan de Filippenzenbrief. Ook daar is iets in de weg gekomen en we vinden daar gespannen verhoudingen en verbroken gemeenschap. Wat is de grond van Paulus’ vermaning hier? “Hij heeft Zichzelf ontledigd … is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken.” De verhoging van de Here Jezus via de weg van nederigheid is het antwoord dat ze ontvangen.
In de Hebreeënbrief is het weer de oude geschiedenis. De gelovigen zijn teruggebracht, van de hemelse gewesten naar de aardse, terug naar de traditionele godsdienst. Wat is de oplossing voor deze situatie? “Van de Zoon (heeft Hij gezegd): Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid” (Hebr. 1:8). Hij wordt hier voorgesteld als de hoogste Koning. Zo vinden we overal hetzelfde principe.
De weg tot volheid, de weg tot kracht, de weg die helemaal naar Gods doel voert, is alleen op grond van het feit dat Christus Heer is in alle dingen.


HOOFDSTUK ACHT

DE TROON, DE HEILIGE GEEST EN DE GEBEDSSTRIJD

“Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd … en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.]” (Mat. 6:9,13).

“Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen, niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden” (Ef. 1:15,16).

“Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader” (Ef. 3:14).

“En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen” (Ef. 6:18).

We hebben ons bezig gehouden met de betekenis van de woorden “Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid” en gezien dat dit alles in de Here Jezus gevonden wordt, nu Hij verhoogd is en gezeten is aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge.
We willen nu nog één ander aspect van deze zelfde grote, allesomvattende waarheid zien. De heerschappij van Jezus Christus brengt een geweldige gebedsstrijd met zich mee. In Efeze 6 lezen we deze eenvoudige, maar heel belang¬rijke zinsnede: “… en bidt daarbij … bij elke gelegenheid in de Geest.” Bidt in de Geest! Ziet u hoe belangrijk hier het verband tussen de Geest en gebed is? Dat heeft te maken met de strijd om de troon. Waarschijnlijk kennen we dit gedeelte in Efeze 6 over de geestelijke wapenrusting heel goed: “Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden”.
En dit leidt regelrecht tot dit bidden in de Geest. Dit is oorlogvoering in het gebed, dit is gebed op het terrein van de strijd, en wel de strijd om de troon. Tussen het begin en het einde van de Efezebrief is een duidelijk verschil; er heeft een verandering plaatsgehad. Eerst wordt er verklaard: “… en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt … En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld” (Ef. 1:20-22).
Maar aan het eind van de brief lezen we: “Wij hebben … te worstelen tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.”
In het eerste gedeelte lezen we dat ze onder Zijn voeten gesteld zijn, waarmee de profetie die in Handelingen 2:34 en 35 genoemd wordt, vervuld is: “De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten.”
Boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij, en toch, als je bij hoofdstuk zes komt, gaat de strijd door en die heeft te maken met het onderwerpen van diezelfde overheden en machten. De betekenis is volkomen duidelijk, namelijk dat, hoewel het waar is in het geval van de Here Jezus, het ook waar gemaakt dient te worden in het geval van de gemeente. Er moet nog iets gebeuren om de waarheid van Christus’ overwinning ook waar te maken op een ander gebied, om die waarheid tot een toegepaste waarheid te maken. De gemeente moet gaan staan in alles wat waar is omtrent de Here Jezus Christus; dat moet ook waar worden in de gemeente, en door de gemeente als getuigenis in praktijk gebracht worden, als iets dat werkzaam is in het leven en de bediening van de gemeente.

De gemeente en de troon

De strijd in het gebed moet op het terrein van de Geest gevoerd worden. Het gaat daarbij om de troon, om de troonsbestijging, en dat houdt heel veel in. In de eerste plaats dat de troon evenveel te maken heeft met de heiligen als met de Here Jezus zelf. Het is duidelijk dat het hier niet alleen om de troonsbestijging van Christus gaat, maar ook om die van de gemeente. De heerschappij is niet alleen die van Christus, maar van de gemeente met Hem. Zo zijn ook de vijanden van Christus dezelfde als die waarmee de gemeente te worstelen heeft. Kortom, waar het om gaat bij de Here Jezus, daar gaat het ook om in de gemeente. Daar moeten we mee beginnen, met de erkenning dat dit betekent dat de heiligen alles te maken hebben met de troon, dat dat Gods gedachte aangaande de gemeente is. En de ontzaglijke geestelijke strijd waarin de gemeente gewikkeld is, hangt samen met die goddelijke gedachte. Alles draait om de troon. Het gaat om de absolute geestelijke overhand van Christus in eenheid met Zijn gemeente, over alle vijandelijke machten.

Het Leven bedreigd

Als dit waar is en deze strijd om de troon de gemeente aangaat, dan houdt dat in de tweede plaats in dat het leven van de heiligen bedreigd wordt. De tegenstanders, de vijandige machten, zijn fel gekant tegen het leven van Gods kinderen, want ze weten waar het om gaat. Dit is eenvoudig te verstaan, maar raakt het ons werkelijk? Het is niet genoeg als we het weten. Misschien zegt u als u dit leest: “Dat weten we, dat hebben we al zo vaak gehoord!” Ik zou u willen aansporen uzelf te onderzoeken of u hier werkelijk actief bij betrokken bent. Het is niet voldoende dat u het weet, maar dat u een concrete positie hebt ingenomen, omdat u beseft dat het leven van Gods kinderen bedreigd wordt vanwege dat geweldig belangrijke punt. Dit punt namelijk, dat de gelovigen daar komen waar de Here Jezus is, in de plaats van absolute heerschappij over alle machten en krachten om met Hem te regeren in de hemelse gewesten. Wat betekent dit voor u in praktisch opzicht? Hoe werkt dit in uw leven? Mag ik een beroep op u doen? Het is iets verschrikkelijks om grootgebracht te worden met dit soort waarheid en licht, als het niets meer voor u betekent dan dat u deze waarheden er als principes op na houdt. Dat is ontzettend. Het is een van de droevigste dingen in deze tijd, dat er zovelen zijn die veel licht hebben, zonder dat het enige uitwerking in hun leven heeft. Het heeft geen kracht in de geestelijke strijd. Dat is ontzettend en we moeten daarom met heel ons hart de Here smeken dat het horen van deze dingen niet maar een aanhoren van de waarheid is en een kennen van bijbelse waarheden. We moeten op dit punt werkelijk ons hart nagaan en ons afvragen: “Ik weet dit nu. Ik heb het gehoord, maar wat betekent het voor mij? Wat werkt het uit? Wat ben ik, nu ik dit weet, waard in de strijd?” Daar gaat het om. Tenzij we werkelijk iets gaan betekenen in de geestelijke strijd, kunnen we dit alles maar beter niet weten. Het is een ontzaglijke verantwoordelijkheid iets te weten, zonder dat dat iets uitwerkt. Daarom breng ik dit met grote klem onder uw aandacht. Deze geweldige strijd betekent dat het leven van Gods kinderen bedreigd wordt, omdat zij naar Gods gedachten een goddelijke bestemming hebben.

Het belang van gebed

Nu moeten we beseffen dat er nog enkele dingen zijn die noodzakelijk zijn. Voorop staat gebed. Dat moet ons van meet aan duidelijk voor ogen staan. Elke andere vorm van activiteit is misschien veel interessanter. Het lokt ons misschien veel meer om over deze dingen te praten, te prediken, om de waarheid door te geven. Maar het allereerste is gebed. Daarin komt de strijd tot uitdrukking. Daardoor wordt de troon bereikt en zo wordt het getuigenis van de absolute soevereiniteit van de Here Jezus concreet, door gebed. Als de apostel alles gezegd heeft, vat hij het samen met deze woorden: “… en bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen …” Zoals u weet is dit gezegd in verband met de wapenrusting. Hij heeft zijn Romeinse bewaker goed bekeken en elk onderdeel van zijn uitrusting opgeschreven. Tenslotte is hij tot de conclusie gekomen dat die hele wapenrusting, alles wat de man bezit aan offensieve en defensieve mogelijkheden, van nul en gener waarde is, als hij niet op zijn hoede is, waakzaam. De beste uitrusting is waardeloos als je geen actieve geest hebt die alert is en waakzaam en zich daar met volharding op toelegt. Paulus ziet zijn bewaker, die niet af te leiden is, die je niet onverhoeds ergens op kunt betrappen, maar ijverig is en waakzaam en zich daar op toelegt. Paulus zegt dat voor ons het gebed de tegenhanger daarvan is. Onze overgave, onze waakzaamheid, onze volharding heeft alles te maken met gebed. En bovendien moet dit bidden in de Geest zijn. In de Geest moeten we hiermee bezig zijn. Alles wordt dus samengevat in deze zaak van gebed.

Verlichte ogen

Als dit zo is, is het zeker noodzakelijk dat Gods kinderen licht krijgen over deze zaak. Wij zullen namelijk nooit zo kunnen bidden, met dit doel voor ogen, als we geen licht hebben ontvangen over de situatie. Licht ontvangen is meer dan geïnformeerd worden. U kunt informatie verkrijgen door de Efezebrief te lezen, maar dat is niet hetzelfde als verlichte ogen hebben. Is het niet zo, geliefden, dat er, zodra wij licht over een situatie krijgen, iets gebeurt? Je weet uit het resultaat of het verlichting is of informatie.
Denk eens aan de situatie in de wereld vandaag (tijdens de Tweede Wereldoorlog). Mag ik een voorbeeld geven? Stel u voor dat alles wat nu plaatsvindt op het vasteland van Europa, van tevoren in een boek opgeschreven was. De mensen kunnen het boek gewoon kopen en lezen. Al de plannen en tactieken van de vijand worden erin beschreven. Men zal waarschijnlijk zeggen: “Dat is een knap plan. Het zit goed in elkaar, maar het is wel verschrikkelijk.” Maar het is niet echt tot hen door¬gedrongen. Het staat in een boek. Ze hebben er kennis van genomen, maar het blijft iets uit een boek. Maar stel je dan eens voor dat er een dag komt, waarop dat wat beschreven staat werkelijkheid wordt, dat het zich in hun eigen straat voor hun ogen afspeelt, met al zijn ontstellende consequenties. Het betekent of overwinning, of het einde van alles; verderf, dood, verwoesting en verlies, tenzij de overwinning wordt behaald. Nu dringt het tot hen door en zijn ze wakker geworden. Ze zijn zich ervan bewust. Het is niet langer iets wat alleen in een boek staat. Het is een levende realiteit geworden. Het is nu innerlijk en niet slechts uiterlijk. De werkelijkheid ervan heeft hen diep van binnen geraakt. Dat is een diep ingrijpend iets. Wat ons betreft, ook al waren we er eerst intens bij betrokken en beangstigde het ons soms, toch was het iets wat buiten ons stond. Het is nog steeds enigszins moeilijk te beseffen dat we er middenin staan. Het gebeurt tenslotte ergens anders. Maar veronderstel dat het vannacht ineens gebeurt, veronderstel dat de vijandelijke parachutisten bij duizenden naar beneden komen en zelfs in uw tuin landen. Overal om u heen woedt de strijd en de kogels suizen u om de oren. Dan zijn we er werkelijk bij betrokken, dan is het realiteit geworden als nooit tevoren. Hoewel we in zekere zin objectief wisten dat het waar was, raakt het ons pas dan.
Dat is verlichte ogen krijgen. We kunnen dat toetsen. We kunnen vaststellen in hoeverre wij iets werkelijk kennen door het effect dat het op ons heeft. Als al onze kennis aangaande deze geweldige strijd, deze eeuwenoude oorlog en de goddelijke bestemming van de gemeente en alles wat daarmee samenhangt, ons niet werkelijk tot gebed brengt, is die kennis onvoldoende. Het is een kennis waar het meest wezenlijke aan ontbreekt. Als de heilige Geest ons er werkelijk mee vertrouwd maakt, werkt dit iets in ons uit.
Een bijzonder mooie illustratie hiervan vinden we in het boek Esther. Daar is de troon, daar is het volk des Heren, daar is Esther, daar is Mordechai en daar is de vijand. De vijand smeedt een aanslag tegen het leven van Gods volk. Esther staat erbuiten en weet niet wat er gaande is. Daar is Mordechai en hij weet alles van de samenzwering af, maar is niet bij machte rechtstreeks iets te doen. Hij kan de vijand niet aanvallen. Hij kan niet naar de troon gaan. Maar er is iemand aan wie hij verwant is, die contact heeft met de troon. Dat is Esther. Wat moet er nu gebeuren? Wat voor Mordechai noodzakelijk is, is de informatie door te spelen naar Esther, haar met de situatie bekend te maken en haar de ernst van de situatie onder ogen te brengen. Zodra Esther van de situatie op de hoogte is en doordrongen van al haar verschrikkelijke gevolgen, komt zij in actie en stelt zich in verbinding met de troon.
Wat een prachtige illustratie van datgene waar wij over spreken. De gemeen¬te moet zich bewust zijn van de situatie, en er diep door getroffen zijn. Het gevolg is dan dat de gemeente spontaan, koste wat het kost, naar de troon moet gaan in voorbede. Het leven en de bestemming van Gods volk staan immers op het spel. Wij kunnen niet langer vrijblijvend tegenover deze vreselijke situatie staan. Dat is onmogelijk. Daarom is het zo nodig dat we waarachtig verlichte ogen hebben. Daarom hebben we ook die teksten in Efeze gelezen, die een inleiding waren op de gebeden van de apostel. Als je kijkt waar hij voor bidt, zie je dat het voor twee dingen is. Het eerste is verlichting en het andere het ontvangen van kracht. In beide gevallen heeft dit bidden te maken met de roeping, de bestemming. “Zodat gij weet, welke hoop Zijn roeping wekt” en in hoofdstuk drie: “opdat Hij u geve … met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest in de inwendige mens”, in verband met de roeping. Gebed is hierop gericht; het heeft te maken met dit allesomvattende punt in het leven van de gemeente, de troon zelf, de heerschappij over alle machten van de boze.
Dat is het eerste dat nodig is, waarachtig verlichte ogen; geen informatie, maar een geest van wijsheid en openbaring in de kennis van Hem. Ziet u werkelijk waar het om gaat? Ik zou u willen vragen de aard van uw kennis te toetsen aan de praktische uitwerking daarvan in uw leven. Die is waardeloos als er geen uitwerking is, geen resultaat. O, dat we de ware soort kennis mogen hebben, kennis die iets uitwerkt, namelijk “aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest.”

De heerschappij van Christus en de gemeente

Het volgende dat nodig is, is dat de gemeente moet verstaan dat het Hoofd door middel van de zalving door de leden heen werkt. Dit in verband met het allesomvattende onderwerp van de heerschappij. Christus werkt door de gemeente heen, door de Geest, om Zijn heerschappij hier op aarde als een getuigenis te vestigen in praktische situaties. De Here Jezus doet dit niet zonder ons. Door heel de Schrift heen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, zien we telkens weer dat God, met betrekking tot Zijn plannen, werkt door Zijn uitverkoren tussenpersonen. Zijn plannen, Zijn voornemens heeft Hij verbon¬den aan een instrument en Hij doet niets buiten dat instrument om. Als dat instrument Hem in de steek laat, wordt Gods doel voor een tijd uitgesteld. Ik weet dat wat ik nu zeg vragen oproept op het terrein van het intellect, maar zo ligt het feit nu eenmaal. We kunnen hier niet op het intellectuele probleem ingaan. Het getuigenis van Zijn heerschappij heeft de Here Jezus verbonden aan Zijn gemeente. De gemeente moet die heerschappij concreet maken. Het is een feit, maar dat feit werkzaam maken onder de overheden en machten is de aangelegenheid van de gemeente. De gemeente in onze tijd moet het feit gaan zien en verstaan, dat het Hoofd door Zijn leden werkt, door Zijn lichaam. Het gaat immers om een geweldig groot doel. We kunnen niet met de armen over elkaar gaan zitten in passiviteit en inactiviteit, met de gedachte: “De Here heeft zich iets voorgenomen en Hij zal Zijn voornemen ook wel uitvoeren. De Here heeft iets ontworpen en Zijn ontwerp wordt uitgevoerd, ongeacht wat ik al of niet doe.” De hele Schrift verbiedt zo’n houding en toont ons dat God, hoe vreemd het ook moge klinken, een instrument nodig heeft.
Terugkomend bij Esther, zien we duidelijk dat ze een bepaalde rol moet vervullen met het oog op de natie. Het hangt van haar af en het sleutelwoord in dit verhaal is: “Wie weet of gij niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen hebt.” Esther vertegenwoordigt hier ongetwijfeld de gemeente. Het gaat hier om de gemeente. Veronderstel dat ze gezegd had: “Ze zijn toch Gods volk. Hij is soeverein. Hij zal toch wel naar Zijn volk omzien. Niemand kan Hem toch Zijn soevereiniteit ontnemen. Hij doet wat Hij wil. Ik hoef me niet druk te maken. Ik vertrouw slechts op de Heer.” In dat geval zou het boek Esther geen plaats in de Schrift hebben. Dan zou het geen enkel doel meer hebben. Dit boek benadrukt onder andere dat God Heer is en dat dit bedreigde zaad Zijn volk is en dat Hij grote zorg voor hen heeft. Maar Hij moet een instrument hebben waarop Zijn zorg over deze zaak komt te rusten en door zo’n instrument redt Hij de situatie en werpt de vijand omver en verijdelt zijn raadslagen. Zo’n instrument is nu de gemeente en dat moeten we zien. Hebt u dit al gezien?
In zekere zin is God onmachtig, de Here Jezus is onmachtig, als Zijn gemeente niet functioneert. Het feit dat Hij Heer is, ver boven allen, blijft een feit dat veraf staat van de dingen hier beneden, totdat de gemeente haar plaats inneemt en het toepast, zodat het effectief wordt. Het blijft daar als een feit in Hemzelf; dat feit moet tot uitdrukking komen en de gemeente moet dat weten. U en ik moeten dat weten.
Paulus is hier zelf een groot voorbeeld van. Hij weet alles van Gods eeuwig voornemen, van wat God van plan was voor de grondlegging der wereld. Paulus had best kunnen zeggen: “Wat kan ik hieraan doen? Dit ligt al vast van de eeuwigheid af. Het maakt geen verschil of ik wel of niet iets doe.” Maar nee, hier zien we de man die het allemaal weet op z’n knieën en hij zegt: “Ik houd niet op voor jullie te bidden met betrekking tot dit punt. Ik bid zonder ophouden.” Hier zien we degene die voorbede doet met betrekking tot dat wat voor God vaststaat, maar voorbede nodig heeft om effectief gemaakt te worden. Hij zegt tegen de gemeente: “Ik bid, maar jullie moeten ook bidden, jullie moeten in die positie gaan staan tussen Gods eeuwig voornemen en haar verwezenlijking. Je moet daar gaan staan voor God en met God, om deze zaak door te bidden tegen alle boze machten in.”

Toegaan met vrijmoedigheid

Vervolgens is het voor deze bediening van voorbede noodzakelijk dat wij, als Gods kinderen, volkomen zekerheid hebben van onze toegang tot de troon der genade. Dit is wat de apostel zegt in Efeze 3:12, zoals u opgemerkt hebt: “… in wien wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem.” Er mag geen zweem van onzekerheid in ons zijn waarbij we buitenstaan en ons afvragen of we misschien ook dichterbij mogen komen. Nee, de apostel zegt dat we er in deze bediening volkomen zeker van moeten zijn dat we de toegang hebben. We moeten vertrouwen en vrijmoedigheid hebben, zoals de tekst zegt. Dat is heel belangrijk. U weet maar al te goed dat het een van die “vijfde kolonne”-tactieken van de vijand is om op de een of andere wijze uw zekerheid waarmee u tot God nadert, weg te nemen. Is dat niet zo? Als hij uw besef van aanvaard te zijn in de weg kan staan door u aan te klagen, door iets uit uw verleden op te rakelen, de een of andere fout, de een of andere misstap, dan heeft hij u verlamd in de gebedsstrijd. Hij probeert van alles om die toegang met vertrouwen, die vrijmoedigheid om tot de Heer te komen, te roven. Geprezen zij God, Hij heeft erin voorzien: “In Hem hebben wij de verlossing door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen” (Ef. 1:7). Dat is de grond van onze vrijmoedigheid om toe te treden. Het bloed rekent met alles af. Het is de grond van ons vertrouwen. Maar wees zeer op uw hoede voor deze tactiek van de vijand, die heel geniepig en subtiel probeert uw vrijmoedigheid, uw vertrouwen om toe te gaan, aan te tasten.
Esther was bang om tot de koning te gaan. Maar daarmee kwam ze niet verder en Esther moest zover komen dat ze al haar moed bij elkaar raapte en zei: “Kom ik om, dan kom ik om.” Wij kunnen verdergaan dan Esther en onbevreesd toetreden. Als we de kracht van het bloed kennen, kunnen we met vrijmoedigheid en vertrouwen toegaan. “Laten wij toetreden … in volle verzekerdheid des geloofs” (Hebr. 10:22). Maar denk er vooral aan dat dit besef van verzekerdheid in ons komen tot de Here absoluut nodig is. Alles wat dit vertrouwen in de weg staat moeten we terzijde schuiven. We moeten het bloed toepassen bij alles wat de vijand naar voren brengt om die vrijmoedigheid te beletten. Laten wij met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade. Er staan geweldig belangrijke dingen op het spel en elke vorm van onzekerheid op dit punt brengt deze dingen in gevaar.

Gemeenschap aan Zijn lijden

Dan nog het volgende. Deze bediening, deze oorlogvoering in gebed moet veel discipline achter zich hebben liggen. Het is geen zaak voor pasbekeerden. Niet iedereen kan hierin binnengaan. Het is niet iets dat u kunt oppakken omdat u ziet dat dat eigenlijk moet. U kunt er alleen echt in binnengaan als u iets kent van de gemeenschap aan Zijn lijden. Paulus zegt: “Ik vul in mijn vlees aan wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van Zijn lichaam, dat is de gemeente” (Col. 1:24). Dat is de noodzakelijke achtergrond voor dit soort werk. Nu hoor ik u zeggen: “Wij mogen dus niet meedoen, wij zijn nog te jong.” Ik wil dit tegen u zeggen, dat het juist met dit doel voor ogen is dat de Here Zijn werk in uw leven doet. Als Hij u iets doet kennen, al is het maar in geringe mate, van het lijden met Hem, van de gemeenschap aan Zijn lijden, als Hij het werk van Zijn kruis in u uitwerkt, u ontledigt, u verbreekt, u tot niets reduceert, als Hij in u ook maar iets doet dat naar uw ervaring niet prettig is voor het vlees en u voelt de druk daarvan, vergeet dan niet dat dat alles de bedoeling heeft om u zover te brengen dat u kunt worstelen in voorbede voor Zijn aangezicht. Want niemand kan werkelijk effectief voorbede doen, in wiens hart dit niet een echte last is geworden, een worsteling, barensweeën. We moeten zover komen dat Gods belangen in Zijn volk, het leven van Gods volk, ons werkelijk ter harte gaan, zodat we voorbidders kunnen worden. Met dat doel doet de Heer Zijn werk in ons. Als wij hier iets van geproefd hebben, als we de woede van de tegenstander gekend hebben, als we iets gekend hebben van geestelijk lijden, dan hebben we een hart voor Gods volk en kunnen we met inzicht bidden. De Heer handelt dus met ons op zo’n wijze dat Hij ons zover kan brengen dat we overwinnend kunnen bidden. Vergeet dit niet. Dit is wat Hij in ons doet om ons een te maken met Zichzelf, met betrekking tot het lijden, de nood en het gevaar waar Zijn volk in verkeert, om doeltreffend voorbede voor hen te kunnen doen.
Ik denk opnieuw aan Esther. Om haar voorbede te kunnen doen had ze een jaar van voorbereiding nodig, waarvan zes maanden met bittere Aloë (Eng. vert.) en dat spreekt voor zich. Ja, wij moeten iets van de dood van de Here Jezus in onze eigen ervaring kennen, iets van de bitterheid van de ontlediging van het zelfleven, het uitschakelen van onze eigen kracht, teneinde tot een overwinnende en doeltreffende strijd te komen. Zij die de diepste gemeenschap met de Here in Zijn lijden hebben gekend, die Zijn hand zwaar op zich hebben gevoeld, zijn degenen die het effectiefst tot de Heer kunnen roepen en voor anderen voorbede doen. Dit is de prijs voor een grote bediening, geliefden, en wij moeten inzien dat de Heer ons voor zo’n bediening bekwaam wil maken.

Geheel voor Hem

Voor ik eindig wil ik nog één ding noemen. Deze bediening, dit werk, deze strijd in het gebed, gaat ons alles kosten. Het is beter om dat onder ogen te zien. Het is een positie, een kwestie van alles of niets. Zelfs ons eigen leven gaat er aan. Dat wil zeggen dat we deze strijd niet goed kunnen voeren als er nog eigen belangen zijn die we vasthouden. Weet u, ons terugtrekken in onze kamer om te bidden is heel iets anders dan tegenover de vijand staan in gebed. Dit kunnen twee verschillende dingen zijn, want u kunt ervan op aan dat de vijand het op u gemunt heeft als u deze strijd aangaat. Alles wat u hebt is hierbij betrokken. Als u persoonlijke belangen hebt, bent u meteen uitgeschakeld. Het is net zo als bij Gideon, waar die grote legerschare geschift werd. “Wie bang is, kan beter maar naar huis gaan. Die kan niet mee de strijd in. Wie bezorgd is voor vrouw, kinderen en huis kan ook maar beter gaan.” En dan het laatste: “Wie persoonlijke interesses wil dienen en eigen verlangens wil bevredigen kan ook maar beter naar huis gaan.” Alleen wie zich hier volkomen aan geeft en zegt: “Ik doe mee met alles wat ik ben en alles wat ik heb”, wie geheel voor Hem is, alleen zo iemand kan deze strijd strijden. Zulke mensen zijn overwinnaars, dat zijn degenen die op de troon komen.
Ziet u, hoewel de Heer genadig is en ons beschermt en bewaart, vereist Hij van ons een dusdanige positie en houding dat de vijand daarin geen enkele grond vindt. Zolang wij een of ander persoonlijk belang hebben denken we voortdurend: “O, ik kan beter niet al te fel van leer trekken tegen de vijand; hij zou dat ene punt in mijn leven eens kunnen raken.” U kunt er zeker van zijn dat hij dat ook doet en zo schakelt hij u uit, want hij weet dat dat uw zwakke punt is. Er mag niets in uw leven zijn waar de vijand zijn vinger achter kan krijgen om u daardoor uit te schakelen. U moet uw eigen leven volledig willen prijsgeven en zeggen: “Ik ben geheel voor Hem met alles wat ik heb en alles wat ik ben.”
Dit mag dan de schaduwkant zijn, maar er is ook nog een andere kant, dat is de kant van de troon. “Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat” (Op. 14:4). Dit zijn zij die volkomen voor Hem zijn, dit zijn de heerlijken die verhoogd zullen worden. Geliefden, wij zijn geroepen tot dit wereldwijde getuigenis van de absolute heerschappij van Jezus Christus, om hier op aarde die heerschappij nu op geestelijke wijze effectief te maken, en in de komende eeuwen op letterlijke wijze. In onze tijd wordt dit aangevochten, bestreden en weerstaan door alle boze machten. De gemeente is ertoe geroepen deze strijd volledig te beslechten en als die dag komt zullen de hemelse gewesten vrij worden van alle overheden en machten en de gemeente zelf zal die plaats innemen om te regeren. De gemeente zal de nieuwe “overheden en machten en wereldbeheersers” zijn, niet van deze duisternis, maar van dit licht. Wat een verandering zal dat zijn! Dat is het geweldige waarin we nu betrokken zijn en niets minder dan dat. Al onze geestelijke strijd heeft hiermee te maken. Laten we die toch in zijn juiste verhouding zien. De strijd in ons geestelijk leven heeft te maken met een geweldig einddoel. Maar wat ik nu met name wil benadrukken is dat dit alles in de eerste plaats een kwestie is van de heilige Geest die door gebed heen werkt, van een gemeente die bidt in de Geest.
Moge de Here Zijn licht laten schijnen op ons gebedsleven en dat opheffen uit het laag-bij-de-grondse, aardse, tot dat niveau waar de wezenlijke dingen van God worden aangeraakt. Moge de Here ons iets leren van bidden bij elke gelegenheid in de geest voor alle heiligen, daartoe wakende met alle volharding.








 

  • Alfabetisch
  • Chronologisch
  • Alfabetisch
  • Chronologisch
  • Alfabetisch